Spelen met "Aanvaardbare Termijn" bij OTS+UHP en voor gezagsbeëindiging

Hieronder staat 't artikel ofwel de publicatie uit het juridisch maandblad  FJR2016/40 enigszins samengevat voor ouders die enig houvast willen hebben voor hun verweer, en er staan meer naar onder nog drie (3) artikelen, deels overlappend, om beleidsmakers en politiek wakker te maken.

Voor onze voorlichting over de (vaak stilgehouden) "aanvaardbare termijn" leest u hier voor rechters en hier.

Juristen en jeugdzorgwetenschappers kunnen er wat van.

 

In het juridisch maandblad FJR 2016/40 (blz. 459+ uit “De Positie van het Kind in het Civiele Jeugdrecht”  op https://www.dropbox.com/s/nocglakrffir81k/De-positie-van-het-kind-in-het-civiele-jeugdrecht-1.pdf?dl=0 ) schreven mr. Joost Huijer en dr. Ido Weijers hun artikel “De aanvaardbare termijn in jeugdbeschermingszaken”.

 

De inleiding begint in de tweede alinea al opmerkelijk en verontrustend!

Het betreft uitleg van twee wetsartikelen die onder*  worden weergegeven, maar eerst die alinea met tussen {accolades} praktische aanvullingen.

 

In 2015 is het jeugdrecht gewijzigd t.a.v. ‘gezagsbeperking’ (OTS) en ‘gezagsbeëindiging’.

 

“Om dit te bewerkstelligen heeft de wetgever het begrip ‘aanvaardbare termijn’ geïntroduceerd, terug te vinden in zowel de rechtsgrond van de ondertoezichtstelling (OTS; BW1:255 lid 1, m.n. in sub b) als de maatregel van gezagsbeëindiging (BW1:266, m.n. in sub a; onderaan).

 

Indien een kind ‘ernstig in zijn ontwikkeling’ wordt bedreigd en een uithuisplaatsing noodzakelijk wordt geacht {zonder dat dit door de diagnostisch-onbevoegden hard hoeft te worden aangetoond}, staat thans de vraag centraal of de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouder(s) binnen een voor het kind aanvaardbaar te achten termijn weer in staat zijn {zonder dat de ouder(s) vooraf en tijdens de OTS juist en deskundig worden voorgelicht en een juiste deskundige begeleiding wordt verstrekt} de verantwoordelijkheid voor  de verzorging en opvoeding {en dus de ouderlijke representatie} te dragen.

 

Is deze verwachting {als uit een kristallen bol} gerechtvaardigd – en voldaan aan de overige wettelijke vereisten – dan is een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing (OTS+UHP) aangewezen.

Is deze verwachting {uit waarzeggersland} evenwel niet gerechtvaardigd, dàn is gezagsbeëindiging middels de nieuw geïntroduceerde maatregel van gezagsbeëindiging het UITGANGSPUNT.”

 

BW1:266 is dus volgens de jeugdzorgmeesters  het uitgangspunt en wel op basis van ongecodificeerde wetsartikelen, waar een grote portie waarzeggerij wordt gepraktiseerd.* De grote vrijblijvende vaagheden halen de rechtspositie van het kind  onderuit!

Ondermeer mr. Peter Prinsen  heeft hier meer over geschreven.

 

Definitie van juristen van "aanvaardbare termijn":

“Onder aanvaardbare termijn wordt verstaan {volgens de heren}: de periode van onzekerheid over de vraag in welk gezin het kind zal opgroeien, die het kind kan overbruggen zonder verdergaand ernstige schade voor diens ontwikkeling op te lopen.”.

 

Over de aanvaardbare termijn  zijn kinderrechters anno 2020 door lezingen van drs. Weterings c.s.  nog steeds hardnekkig gehersenspoeld: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/valse-stemvankind

De recente wetenschap wordt volledig genegeerd**, dus dienen ouders onder hun opvoedplicht (BW1:247) zich daar (liefst preventief) in te verdiepen om tijdig inhoudelijk verweer te kennen, vooraf aan een verzoek OTS of erger.

 

Bij die aanvaardbare termijn gaat de jeugdzorg er van uit dat het kind lijdt onder de juridische status en onzekerheid van verlengingen, waar de ouders in de praktijk niet goed voorgelicht worden (BW1:262  en Rv810a  gebruiken weinig ouders) door de jeugdbeschermingsketen en ouders uit onnozelheid ook geen beroep doen op dit recht. Het kinderrechtenartikel 24  lid 1  wordt zelden genoemd bij juristen, dus dienen ouders deze kennend in te brengen in verweer, in combinatie met de recente wetenschappen.

 

Het kind lijdt – volgens de juristen – onder onzekerheid, en niet onder de loyaliteitsconflicterende signalen over één of beide ouders in de pleegsetting, en over de identiteitsfase wordt zelden gesproken.   Zelden wordt met deskundigheid conform IVRK24 lid 1 gewerkt, en veel ouders denken er ook niet aan (terwijl BW1:255 toch in MvT bedoelt VOORTVAREND te werken aan het òplossen van de vermeende bedreiging). Ook lijkt men niet te denken aan de therapieën om het kind weer aan het eigen gezin te laten hechten, nadat lid 3 uit BW1:262 is veronachtzaamt.

 

Wachtlijsten en budget mogen volgens IVRK 24 lid 1 geen belemmering zijn, terwijl de heren deze wel als hinderpalen voor een voortvarend werken noemen, dis negeren zij het kinderrecht op voortvarend deskundig handelen op niveau.

 

De heren gaan op het bepalen wat aanvaardbare termijnen zijn door. Wel schrijven ze:  “Binnen het nieuwe systeem bestaat dus het risico dat de ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing als FUIK richting gezagsbeëindiging gaat fungeren, een punt waar de Raad van State in een vroeg stadium {van wetsmaking} al op heeft gewezen.” 

Ook noemen ze arresten en precedenten (zoals ECLI:NL:RBLIM:2015:3302).

Ouders doen er goed aan om deze ook te kennen (blz. 461+) tot gebruik. …................. 

 

*:      Betreffende wetsartikelen als ingang tot bemoeizorg:

BW1:255 lid 1:  De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling {ongecodificeerd en dus “meetbaar d.m.v. een kristallen bol”} ernstig wordt bedreigd, èn:   sub

·         a.  de ‘zorg’ die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouder(s) die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd {wat niet aangetoond hoeft te worden, dus waar hiermee ouders vogelvrij zijn verklaard}, èn

·          b.  de {kristallen-bol-}verwachting gerechtvaardigd is dat de ouder(s) die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid BW1, in staat zijn te dragen.

 

Hoe vrij de G.I. is om een kind uithuis te plaatsen, staat hier in BW1:265b (UHP). Vreemd blijft hoe vrij het de jeugdbescherming is om - zonder het beweerde aan te tonen - beweerd mag worden tegen het wetenschappelijke feit  in dat frustreren en wegplaatsen van een kind ernstig schadelijk en bedreigend ìs. De kinderrechter is geen orthopedagoog die fouten doorzien kan.

 

BW1:266 lid 1: De rechtbank kan het gezag van een ouder beëindigen indien:

o   a.  een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder {zonder het aan te tonen, dus op bewering} niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of

o   b.  de ouder het gezag misbruikt.

           ·    lid  2.  Het gezag van de ouder kan ook worden beëindigd indien het gezag is 

                geschorst, mits aan het eerste lid is voldaan.

 

Dit zijn de wetsartikelen waarmee met kinderen gesold kan worden zonder dat de jeugdbeschermingsketen het hard hoeft aan te tonen naar de kinderrechter.  

Het belang van het kind” is immers niet gecodificeerd en zeer rekbaar en vrij te interpreteren door de jeugdzorgwerkers. En over deze werkers als spil in de gegevens werd wetenschappelijk waarschuwend geschreven, maar de jeugdbeschermingsketen trekt zich daar vooralsnog niets van aan (bewijs aanwezig).

 

De kinderrechter heeft artikel 3.3 uit de Jeugdwet als alibi om alles uit de jeugdbeschermingsrapportage als 'waar' aan te nemen en niet verder te lezen wat ouders en hun deskundigen inbrengen; daarom moeten ouders een pleitnotitie klaar hebben ter zitting en voorlezen (met uitdelen van de tekst aan alle aanwezigen ter gesloten zitting, waar hun deskundigen bij mogen zitten omdat daarmee - veelal - geen persoonlijke privacy wordt geschonden).  Dit alibi strijdt met de uitspraak van de CRvB, die LJN BD1113 uitsprak als hoogste bestuursrechtsorgaan. Geef dat ook als bijlage!

Onder staan wat citaten en volgen wat andere artikelen om politiek en beleidsmakers wakker te schudden.

Knipsels en IVRK24 lid 1:   

Richtlijnen zijn verre van diagnostische instrumenten en geven te grote kans op fouten. De jeugdbescherming houd, waar u de wet niet kent, zich regelmatig niét aan de wet of rechterlijke uitspraken. U als ouders moet er mèt kennis bovenop zitten en voortvarend met de Awb werken om bewijs aan de rechter te kúnnen leveren. 

Rv810a is vaak nodig in combinatie met IVRK24 lid 1.


De met wetenschap bewezen onzin van de “aanvaardbare termijn” in de jeugdbescherming staat op:  https://kinderbescherming.jimdofree.com/informatie/aanvaardbaretermijn-onzin/ .

 

Ook als extra juridische wetenschap: juridische wetenschap: https://www.mr-online.nl/toeslagenaffaire-is-stresstest-voor-de-rechtspraak/?utm_source=NieuwsbriefMr&utm_medium=email&utm_campaign=toeslagenaffaire_is_stresstest_voor_de_rechtspraak&utm_term=2022-02-15  ;
En vergelijk met: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/de-stropop-redenering-p-prinsen/kwaliteit-van-rechters/  .
En met: https://kinderbescherming.jimdofree.com/kritiek-van-deskundigen/onderzoek-met-gevolg/wetenschappelijk-rapport-werkelijkheidsvinding/   ...
Dus wanneer u dit begrijpt en gebruikt bij uw rechtszaken, met goed voorstel voor het kind op niveau van IVRK art. 24 lid 1 doet als 'Verzoek" wegens Rv149, en wat wetenschappen geeft, maakt ge kans!

 



In

     Alles uit de kast is niet afwachten.    Zoek zelf hoogwaardiger specialisme op niveau IVRK art. 24 lid 1.

  Er staat meer juridische uitleg die ouders zèlf moeten begrijpen omdat zij de pedagogen c.q. opvoeders zijn.

  Dit om de bewoording van uw verweer begrijpbaar te maken voor de juristen, kinderrechters, die geen

  orthopedagogen zijn;  er bestaat wetenschap!  Zowel juridisch als orthopedagogisch en

  ontwikkelingspsychologisch!

  De Dropbox-link is gegeven en er hoeft niet ingelogd te worden!                       IVRK24 lid 1 moet u bekend zijn!


Vergeet nimmer in elk schrijven (Awb) in jeugdzorgland deze bekende alinea te vermelden:

Wij verzoeken dit vanwege onze plicht naar BW1:247 om de zorg voor het kind te optimaliseren naar het niveau van kinderrechtenartikel 24 lid 1 IVRK,"  en na een jaar (of enige jaren)vermeldt ge ook: "eveneens artikel 25."

U dient te weten wat hier staat, dus u kent de tekst van de wetten, en u heeft een te verwachten weerwoord paraat!  Belezen weet ge dat u verweten zal worden wat is sub a van BW1:255 staat, dat u niet meewerkt, de lage hulp niet accepteert, en dat u 'tegenwerkt'. Waar u uw plicht doet werkt dus de jeugdbescherming tegen de wet.   BW1:262 lid 3 en lid 1 begrijpt u hopelijk. Dat is nodig tot gebruik.

 

Er dient voortvarend gewerkt te worden aan de inspanningsverplichting van de jeugdbescherming, en dat kan enkel met uw kennis!

Waar u er niet helemaal bij bent, zal de G.I. pas aan het eind van de OTS-termijn iets meer inhoudelijks gaan doen, en met de wachtlijsten moet er dus verlengd worden, met weer een jaar...

Zo worden ouders zoet gehouden, die niet lazen, die niet officieel er aan werkten.




In 2019 sprak de Grote Kamer van het EHRM inzake Stand-Lobben-and-others versus Norway d.d. 10-09-2019[1]  uit dat de jeugdbescherming op meerdere punten schadelijk of fout handelde: “Institutionele kindermishandeling”.

 

 A

De AZF heeft eerder reeds de RvdK, de G.I.’s, de politiek en ministers laten weten met recente wetenschappelijke inzichten  dat het wegplaatsen  van een kind, weg bij één of beide ouders, zeer schadelijk is, zelfs tot schade in het DNA, en met meerdere  ACE’s (kindtraumatische ervaringen) door het wegplaatsen en daarna, wat de levensverwachting aantoonbaar kan verkorten (en wel bij 4 of meer ACE's rond de 20 jaren minder levensverwachting).

 

Weliswaar is de tendens in het politieke beleid om daarvan weg te kijken, en de mogelijkheid van klagen in te dammen.[2]   De Jeugdbescherming had reeds het plan gepubliceerd om het tuchtrecht bij SKJ terug te draaien, omdat het te veel werkdruk gaf!

Het komt over alsof de jeugdzorg nooit fouten maakt in weerwil van rapporten.

 

Maar waar ouders onderbouwd klagen, èn de aan alle AMHK’s, RvdK en G.I.’s verstrekte recente contra-indicatieve wetenschap duidelijk meegewogen zou dienen te worden, doch waar deze klachten afgeschoven worden alsof het cliché opgaat dat ‘ouders toch maar onpedagogisch zijn’, kan de schade voortwoekeren.

 

Het is een feit dat de kinderrechter geen orthopedagoog is.

Het is een feit dat een kinderrechter mag aannemen met artikel 3.3 van de Jeugdwet als alibi dat de jeugdbeschermingsrapportage ‘waar’ is en dus niet wat de ouders inbrengen hoeft te lezen, wat weliswaar in tegenspraak is met inzichten van onderzoekers:

 

Heeft Van Teeffelen niet in FJR2010/92 geschreven dat hij enige knelpunten aanvoelde in de jeugdzorgrapportages?![3]

 

Heeft mr. Van Vollenhoven (Onderzoeksraad voor Veiligheid)[4]  niet geadviseerd om vaker forensisch-medische kennis in te zetten?!

 

Heeft kinderombudsman Dullaert[5]  geen rapport geopenbaard, na het afvlakken van critiek op jeugdzorg, dat de jeugdzorgrapportages vele fouten kennen (die dus tot schade leiden)?!

 

Is de commissie De Winter (Geweld in de jeugdzorg) niet - als feit - op het spoor gekomen dat het wegplaatsen te vaak leidt tot psychologisch geweld?! Op mijn persoonlijke melding over de voelbare fouten door de RvdK en BJz destijds, kreeg ik 3 januari 2019 terug: Bedankt voor uw bericht. U beschrijft hierin de onterechte uit huisplaatsing van twee uit India geadopteerde kinderen. Dit heeft grote negatieve gevolgen gehad voor deze kinderen, die in hun geboorteland al beschadigd zijn geraakt.

“Uw melding gaat grotendeels over onjuist handelen van jeugdzorginstanties, zoals de Raad voor de Kinderbescherming.  Ons onderzoek beperkt zich echter tot geweld dat kinderen hebben ervaren die onder verantwoordelijkheid van de overheid in jeugdzorginstellingen en/of pleeggezinnen zijn geplaatst. Geweld door jeugdzorginstanties valt buiten ons onderzoeksdomein.   Echter, omdat de commissie meerdere meldingen heeft ontvangen over uithuisplaatsingen die als  onterecht worden ervaren en de rol van jeugdzorginstanties hierin, is dit zeker iets waar we in ons eindrapport aandacht aan zullen besteden.”  (Christiaan Ruppert – Secretaris Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg)

 

Dit zijn praktische feiten.  (zie noten van bovenstaand deel A onderaan)

                                  Deel B:

Het is tevens een feit dat in de verzoeken tot OTS en/of UHP, en de verlengingen, nimmer deze recente wetenschap, ook anno 2020, wordt ‘tegengewogen’ op de beweringen en insinuaties van diagnostisch-onbevoegden in de jeugdbeschermingsketen.

 

U schuift met uw fictieve afwijzing dit belangrijke aspect voor gezinnen met ontvankelijke kinderen weg.

De RvdK of G.I. dient deskundigheid te hebben om fouten te onderkennen, om bij melding met onderbouwing, waar de G.I.’s nogal rigide en afwerend zìjn, het kind toch te beschermen.

Het axioma dat een kind onder OTS of UHP ‘altijd’ goed zit onder de gezinsvoogdij, is verre van een wetenschappelijk verantwoorde houding.

 

Waar prof. R.J. van der Gaag[1'] in diens oratie reeds duidelijk maakte, volledig conform het genegeerde kinderrecht artikel 24 lid 1 IVRK, dat deskundige diagnostiek het traject (en de vergeten voorlichting) zou moeten bepalen, wordt de jeugdbeschermingsrapportage opgesteld op basis van de spil van informatievoorziening, de jeugdzorgwerker c.q. gezinsvoogd.

Met het wetenschappelijke inzicht in het proefschrift van Cora Bartelink[2']  dat deze jeugdzorgwerkers, die niet-diagnostisch-bevoegd zijn, vooral op hun eigen jeugdervaringen afgaan, en met de titel van het proefschrift van René Clarijs “De Tirannie van de Jeugdzorg”, moge duidelijk zijn dat er andere kanten zitten aan de trajecten onder de jeugdbeschermingsketen.

En dat dient niet afgeschoven te worden, doch inhoudelijk en liefst diagnostiek onderzocht.

 

De ‘jeugdzorg’ (dat is niet de [jeugd]gezòndheidszorg) kan dus volgens meerdere wetenschappers schadelijk handelen.

Het EHRM noemde “institutionele kindermishandeling”.

Grafieken maken ook duidelijk wat de ‘jeugdzorg’ aflevert na 18+.[3']  Dat is niet best.

 

Ouders die weggewerkt worden bij de G.I. en daar op basis van wetenschap zien dat het daar mis gaat melden bij de RvdK. Temeer daar de G.I. wijst naar dat het “onderzoek afkomstig is van de RvdK”, en het eind uwer brief lijkt daarop: de RvdK verschuilt zich achter dat de G.I. haar taak heeft (al neemt ze die niet op zich) en wijst weer terug… En nog een smoes is: “de rechter heeft beslist”, op basis wat de RvdK en daarna de G.I. hebben aangegeven.

Welke rechter is nu ook orthopedagoog en werkt volgens de beroepscode van orthopedagogen? Welke rechter heeft het cliëntsysteem zèlf gezien en diagnostisch onderzocht en zich wat aangetrokken van de uitspraak van de CRvB met LJN BD1113,  als bestuursrechter bestuursrechtelijk onderzoeken, ook wat de ouders en hun deskundigen aangeven?

Zelfs een gedragswetenschapper bij de RvdK of G.I. ziet het cliëntsysteem niet en overtreedt daarmee diens beroepscode wanneer deze diens advies op gepolariseerde informatie van de spil, de jeugdzorgwerker, als anamnese aanneemt.

Naar elkaar verwijzen….

 

Zo kunnen we bureaucraatje spelen en niets doen waar het schadelijk handelen met betrekking tot het bewuste kind gaat: RvdK wijst naar G.I., G.I. wijst naar RvdK, RvdK wijst naar G.I., G.I. wijst naar RvdK…..

Vooral niets leren, niets doen met de verstrekte kennis, al treft dat schadelijk vele kinderen!

 

Is dit de bedoeling van de Kinderbescherming? Is dit humaan handelen, werken, aan beter beleid? Haalt de RvdK daarmee haar trots en arbeidsvreugde?

Daarom ligt weer de verstrekte contra-indicatieve wetenschap[4']  voor u, en aanwijzingen hoe het in de praktijk werkt.

 

Ook in Friesland[5'] bakt de jeugdbescherming ze bruin. De G.I.'s kregen meldingen van ingrijpende fouten;  natuurlijk ook komen zulke fouten elders in het land voor.  Ouders melden en worden misleidt met afschuifsmoesjes.  Daarentegen wordt de melding in feite afgeschoven of doorgestuurd in de bureaucratie.

 

We verstrekten contra-indicatieve wetenschap, die tegen OTS en erger spreekt, niet om het afschuifsysteem in werking te zetten, doch om als humaan mens bij de instanties te implementeren in verbeterd beleid. Dat behoren deskundigen te weten bij de RvdK en de G.I.’s, de politiek en gemeenten.

Die aangegeven schade kan een humaan mens immers toch niet wensen door te laten woekeren?!

Ten aanzien van de te implementeren wetenschap hopen we dat dit meegewogen gaat worden. 

NOTEN deel A:


Noten deel B:

[4']: Van Vollenhoven: https://www.onderzoeksraad.nl/nl/page/6675/onderzoeksraad-kritisch-over-aanpak-kindveiligheid , advies tot meer deskundig maken van de jeugdzorg (‘professionaliseren’) om tot het juiste beschermingstraject te komen.  Laat de hoogst-gekwalificeerde de regie voeren.

[5']: “Is de zorg gegrond?”, Marc Dullaert, 2013: https://www.dekinderombudsman.nl/nieuws/rapport-is-de-zorg-gegrond?id=325 (bijv. op pag. 93: “Desondanks is het de vraag of een dergelijke potentiële [financiële]  ‘perverse prikkel’ niet beter kan worden weggenomen.”).

Onder volgt meer.                        Dit is geschreven naar de directie RvdK te Den Haag in april 2020




Zit de politicologie dwars op de juridische en psychologische wetenschap in jeugdzorgland?

 

(De jeugdbeschermingslobby en de politiek gebruiken de realiteit niet doch de ideologie, ieder ten eigen nutte).

4 april 2020 aan de Tweede Kamer

Uiteraard zullen delen van boven terugkomen in onderstaande.

Nederlands wetenschappelijk onderzoek laat zien dat residentiële jeugdzorg niet goed is, en dan blijkt dat pleegzorg met juiste deskundige hulp dan nog beter is.[1]   Uiteraard is thuis de juiste hulp inzetten (als dat ook bij pleegzorg kan) nog minder schadelijk (al werd dat verzwegen).[2]

 

Er bestaat dus DNA-onderzoek-, psychologische en ontwikkelingspsychologische wetenschap[2]  dat het wegplaatsen van een opgroeiende ernstig schadelijk is,  en er bestaat juridische wetenschap[3] dat de rechtsvinding daaromtrent niet op orde is.

 

Dit is ook eerder de politiek gegeven.                                                                                                     Aan politici  

 

We gaven ook aan dat ‘richtlijnen’ (naast risicotaxatielijsten) niet wetenschappelijk verantwoord en niet diagnostisch valide zijn om enkel dat te gebruiken tot het wegplaatsen van kinderen.[4]    Er wordt met de vage codificering van BW1:255 en verder te veel beweert door de jeugdzorgwerkers, wat niet te verifiëren is, en daarmee kunnen ouders zich niet concreet verweren. Ouders dienen dus belezen te zijn, voordat ze overvallen worden door de bemoeizorg.

 

We zien dat deze wetenschap, die buiten de wetenschap van de politicologie staat, niet binnenkomt bij de politiek, de bureaucraten, directies en de beleidsmakers.

 

Er zijn moties aangenomen, en we zien er niets inhoudelijks mee gebeuren.  We zien dat de inhoudelijke strekking van de motie Klein over een ‘onderzoeksrechter’, een Rechter-Commissaris-jeugd, die snel de basis van een OTS/UHP-aanvraag onderzoekt, politiek gebagatelliseerd werd en verder ‘vergeten’.

 

Eerst kreeg het LOC (2018) de opdracht stof te verzamelen voor een Actieplan Verbeterd Feitenonderzoek, met veel subsidie om dit met inbreng van ouders en hun wetenschappers en deskundigen te doen, en niets  daarvan werd teruggevonden in het dóór de jeugdbeschermingsketen zelf geschreven Actieplan. Dat staat ver van de inbreng van deskundigen en ouders af.

 

Het NJi heeft daarna (2019/2020) ook een opdracht gekregen om met inbreng van gezinsvoogden, beleidsmakers, opgroeienden, ouders en hun deskundigen een plan te maken…. We kregen geen inzage in de inhoud van deze opdracht aan het NJi, we mochten geen foto’s van de presentaties maken, we kregen geen conceptplan, waar ons inbreng daarop te kunnen geven (er was beloofd dat we het plan gepresenteerd zouden krijgen om op te reageren, doch Covid19-virus voorkwam deze presentatiebijeenkomst).

 

Van het NJI kregen we voorjaar 2020 te horen dat het plan eerst aan de opdrachtgever (MinJus) en dan naar de Tweede Kamer zou worden aangeboden en dat we dan het definitieve plan zouden kunnen downloaden. Een alternatief om te reageren kregen we niet.

 

Daarom deze brief om de Tweede Kamer op de hoogte te stellen dat wij vrezen dat nauwelijks tot niets van onze inbreng terug te vinden is. We gaven ook het NJi bovengenoemde wetenschap, zowel juridisch als psychologisch. We verzochten, omdat de jeugdzorgketen toch zich niet volledig aan de (huidige)richtlijnen hield, om codificatie en sanctionering daarvan. Sanctionering!

 

Immers de huidige jeugdwet in artikel 3.3 geeft de jeugdbescherming en de rechter een alibi om niet verder te kijken dan de jeugdzorgrapportages, dat van ouders kunnen dus genegeerd worden; dat tast de vrije rechtsvinding nog verder aan.[5]   Vrije rechtsvinding achter gesloten deuren,[6] waar de deskundigen van de ouders worden weggehouden door de jeugdbescherming, is volgens mr. Wiarda  afgezet met een groot waarschuwingsbord; dat negeren vele kinderrechters.

 

Onderzoek tegen jeugdzorgrapportages:

Heeft Van Teeffelen niet in FJR2010/92 geschreven dat hij enige knelpunten aanvoelde in de jeugdzorgrapportages?![7]

 

Heeft mr. Van Vollenhoven (Onderzoeksraad voor Veiligheid)[8]   niet geadviseerd om vaker forensisch-medische kennis in te zetten?!

 

Heeft kinderombudsman Dullaert[9]   geen rapport geopenbaard, na het afvlakken van critiek op jeugdzorg, dat de jeugdzorgrapportages vele fouten kennen (die dus tot schade leiden)?!

 

Is de commissie De Winter (Geweld in de jeugdzorg) niet op het spoor gekomen dat het wegplaatsen te vaak leidt tot psychologisch geweld?! Op mijn persoonlijke melding over de voelbare fouten door de RvdK en BJz (G.I.) destijds, kreeg ik 3 januari 2019 terug:  Bedankt voor uw bericht. U beschrijft hierin de onterechte uit huisplaatsing van twee uit India geadopteerde kinderen. Dit heeft grote negatieve gevolgen gehad voor deze kinderen, die in hun geboorteland al beschadigd zijn geraakt.

“Uw melding gaat grotendeels over onjuist handelen van jeugdzorginstanties, zoals de Raad voor de Kinderbescherming.  Ons onderzoek beperkt zich echter tot geweld dat kinderen hebben ervaren die onder verantwoordelijkheid van de overheid in jeugdzorginstellingen en/of pleeggezinnen zijn geplaatst. Geweld door jeugdzorginstanties valt buiten ons onderzoeksdomein.   Echter, omdat de commissie meerdere meldingen heeft ontvangen over uithuisplaatsingen die als  onterecht worden ervaren en de rol van jeugdzorginstanties hierin, is dit zeker iets waar we in ons eindrapport aandacht aan zullen besteden.”  (Christiaan Ruppert – Secretaris Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg)

 

De commissie De Winter zegt dus dat dat ze de RvdK met Jeugdbescherming (gezinsvoogdij) zelf niet onderzochten op hùn gevolgen.  Er is toch enige aandacht aan gegeven.  Dit combinerend met de gegeven wetenschap over de schadelijkheid, moge het duidelijk zijn, dat dit niet politicologisch zou mogen worden weggeveegd.

 

Wanneer het plan van het NJi aan u gepresenteerd wordt, hopen we dat u het deels of geheel ontbreken van de gevolgen die uit de juridische en psychologische wetenschap voortvloeien en het ontbreken van het advies om tot codificatie en sanctionering te komen, kunt onderkennen.

 

Hoe moet de wetenschap over schadelijkheid van wegplaatsen geïmplementeerd worden?

 

De jeugdbeschermingsketen komt n.a.v. BW1:255 lid 1 met een reeks bedreigingen vanuit de (vaak niet voorgelichte) ouders, maar nimmer zien we dat dit wordt tegengewogen met de schade die met de beschermingsmaatregel daar tegenover staat.

 

Artikel 24 lid 1 van het kinderrechtenverdrag (IVRK) is duidelijk: waar ouders willen, moet onbezwaard toegang geboden worden tot hoogwaardige gezondheidszorg, mèt diagnostiek, mèt voorlichting op enthousiasmerend niveau, mèt evt. nodige begeleiding, mèt evt. therapie of cursus.  

 

Ouders die onder intimidatie een OTS voorgelegd krijgen, moeten zich ten behoeve van de veiligheid van hun kind kunnen verdedigen op beweringen naar aanleiding van lid 1 BW1:255.[10]

 

Niet alleen moet vermeld worden in een jeugdzorgrapportage voor het verzoek tot een beschermingsmaatregel dat de bedreiging thuis zo ernstig is dat deze de schadelijkheid daarvan overtreft, ook moet duidelijk zijn hoe en wat bedreigt.

 

Lid 1 sub a van BW1:255 geeft daarbij aan dat de ouders geen hulp moeten willen aanvaarden, en hier zegt de jeugdbescherming vaak dat deze ouders voorlichting hebben gehad, wat niet bewezen is, en waar ouders legaal (BW1:247) een beroep deden op IVRK 24 lid 1  voor hoogwaardiger hulp (diagnostiek, voorlichting, therapie) worden deze ouders weggezet als de {laagwaardige} hulp ‘niet aanvaardend’.

 

Lid 1 sub b geeft aan dat er met een kristallen bol mag worden gemeten. Geen definitie geeft rechtsongelijkheid waar de kinderrechter geloof stelt in Jw3.3 als alibi.

 

Codificeren is dus nodig. 

 

Er worden te veel fouten gemaakt in de jeugdzorgketen. Er wordt te veel ‘beweerd’. Er wordt te weinig uitgelegd, te weinig voorgelicht, te weinig aanvaard wat ouders zeggen, willen weten, en wensen. (Hoe kom je anders tot het oplossen van de vermeende bedreiging?).

 

Sanctioneren is nodig.

 

Sanctionering is nodig omdat de jeugdzorg zelf aantoonde richtlijnen niet ten volle te volgen. Waar geadviseerd wordt bij een probleem tot specialistische diagnose of hulpverlening te komen, wordt dit vaak niet (aantoonbaar) opgevolgd en wordt een hulptraject gegokt, vaak door de jeugdbeschermingsketen zelf uitgevoerd.

 

Daarenboven is een richtlijn, en zeker een taxatielijstje, verre van 100% een juiste indicatie. (Waarde is veelal van 0 tot max. 75% indicatief en niet diagnostisch! Vaak ver onder de 50%.)

 

Het niet meedenken door gezinsvoogden of jeugdzorgwerkers  met de ouders  maakt het gezin niet enthousiast, en daar waarschuwde prof. Carlo Schuengel voor.[11]    We mogen constateren dat het na deze jeugdzorgacademie niet beter maar ernstiger is geworden met bejegeningen naar het gezin.  (Het aantal klachten over bejegening steeg toen).

 

Er is meer rechtszekerheid nodig.

 

Er moet concreter gemeten worden.

 

Er moet met recente, van ‘jeugdzorg’ onafhankelijke wetenschap rekening gehouden worden.

 

Er moet gecodificeerd en gesanctioneerd worden.

 

Anders zijn gezinnen vogelvrij.

 

We hopen dat de wetenschap buiten de politicologie binnen de politiek enig licht brenge ten gunste van het ontvankelijke kind.

      Met vriendelijke groet,     TjS..

 

NOTEN:

[1]: Children and Youth Services Review (Elsevier, 2020-113), “The outcome of non-residential youth care compared to residential youth care: A multilevel meta-analysis”, Gutterwijk, Kuiper, Lautan, Kunst, Van der Horst, stams, Prinze; Rotterdam, Leiden, Amsterdam:   https://www.dropbox.com/s/bhmawbkr0afvvaf/Meta-analyse_residentiele_jeugzorg_2020_Gutterswijk%2B.pdf?dl=0 .

[2]: Een reeks van wetenschappelijke onderzoeken toont aan dat wegplaatsen ernstig schadelijk is en te veel voorkomt in jeugdzorgland: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/wetenschapvoorbeleid; en NB deze wetenschappelijke inzichten zijn verstrekt aan de AMHK’s, de RvdK, en de G.I.’s; zònder beleidsaanpassing in het jaar daarna.

[4]: Richtlijn-onzin: https://vechtscheidingen.jimdofree.com/wetenschap/richtlijnonzin/ , en dat zou geen basis mogen zijn voor het wegplaatsen van ontvankelijke kinderen, waar – temeer – de ouders geen valide, inhoudelijke voorlichting verkregen en verkrijgen, voor en na de OTS.

[6]: Rv803: https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0001827&boek=Derde&titeldeel=Zesde&afdeling=Eerste&artikel=803&z=2020-01-01&g=2020-01-01  (is die zitting gesloten voor de persoonlijke levenssfeer van de jeugdzorgwerkers die deskundigen verbieden aanwezig te zijn? De deskundigen van de ouders zijn voor het gezin geen bedreiging voor de privacy).

[8]: Van Vollenhoven: https://www.onderzoeksraad.nl/nl/page/6675/onderzoeksraad-kritisch-over-aanpak-kindveiligheid , advies tot meer deskundig maken van de jeugdzorg (‘professionaliseren’) om tot het juiste beschermingstraject te komen.  Laat de hoogst-gekwalificeerde de regie voeren.

[9]: “Is de zorg gegrond?”, Marc Dullaert, 2013: https://www.dekinderombudsman.nl/nieuws/rapport-is-de-zorg-gegrond?id=325 (bijv. op pag. 93: “Desondanks is het de vraag of een dergelijke potentiële [financiële]  ‘perverse prikkel’ niet beter kan worden weggenomen.”).

 Meer onder>



Onveilige gehechtheid en schijngedrag ontstaat (naast loyaliteitsconflicten) door de ondeskundige jeugdbescherming en pleegzorg. Na enige maanden is het al meetbaar na het uithuisplaatsen.



Datum

: 26 december 2019   ---   AZF

 

          T.a.v. de Tweede Kamer

 

Uw referentie

: Mbt. aan u verstrekte Exploot Jeugdzorgslachtoffers

 

          Negatie van deskundigenverklaringen

 

Geachte volksvertegenwoordiger,

De Kamerleden verkregen een exploot10  n.a.v. de misstanden in de jeugdbeschermingsketen, waar eerder al aandacht voor gevraagd werd. (Eindnoot 10)

 

Wij begrijpen dat u ontevreden en verontwaardigd kunt zijn over de confrontatie dat ook uw partij decennia de wetenschap heeft genegeerd die is aangereikt.   Niet de pseudowetenschap vanuit de p.r. van Jeugdzorg Nederland, maar van de genegeerde, onafhankelijke, internationale wetenschappers die telkens hetzelfde bevonden:                                                                                            \(https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/valse-stemvankind)

Dwangzorg door ‘jeugdzorg’ is ernstig schadelijk, is een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling ven de opgroeiende.

 

Het verwondert ons dat Kamerleden niets geleerd hebben van de afschuivende, vage, inhoudsloze antwoorden van de ministers op uw Kamervragen.  Wanneer in deze Kamervragen niet sturend de wetenschappelijke inzichten worden voorgezegd, kan de minister toch immer ontwijken!

 

Juridisch:

Daar de wettelijke codificatie om een kind-met-gezinsbanden in een dwangzorgtraject te krijgen zeer minimalistisch is, met name lid 1 van artikel 1:255 BW,[1] en de jeugdzorg tot en met jeugdbescherming, zonder jeugd-gezondheidszorg, niet diagnostisch bevoegd is en verzoeken van ouders, om het kinderrecht artikel 24 lid 1 IVRK na te komen om degelijk te meten, welhaast altijd negeert, en er niet ‘tegengewogen’ wordt met de moderne wetenschappelijke inzichten, komt de meerderheid aan binnengehaalde dwangzorgkinderen in gevaar.  

 

Ook bij verlengingen OTS wordt IVRK art. 25 niet gebezigd op niveau van IVRK24.1.

 

Voordat we wederom ­ – want u kreeg al eerder kennisgeving van misstanden en wetenschap –  ingaan op dat wetenschappelijk vastgesteld gevaar, gaan we eerst in op het juridische.

 

Professor dr.mr. Caroline Forder geeft in haar Kronieken van het personen- en familierecht[2] aan dat bij de vage wetgeving arresten van het Europese Hof v.d. Rechten v.d. Mens de grenzen weergeven.

Ze noemt o.a. het arrest dat verlangt dat de kinderbescherming met còncréét bewijs onderbouwd. Hoe zelden gebeurt dat!

 

Een ander arrest verlangt onafhankelijk advies (niet van financieel afhankelijke ketenpartners). Of het arrest dat wijst op de ongelijkheid van juridische partij(en) der ouders tegenover de repeat-player als partij van de overheid (RvdK c.q. G.I., zonder diagnostische bevoegdheid en zonder beëdiging bij rechter, die geen orthopedagoog is). En zo staan er meer voorbeelden onder noot 2.

 

Nu komt daaroverheen het arrest van het ECRH (boven het EHRM) inzake Stand-Lobben (and others) versus Norway, 10-09-2019; ECRH 306-2019).[3]

 

BW1:255 geeft de G.I. de taak zeer voortvarend te werken aan het òplòssen van de vermeende bedreiging, en hoe vaak zien we dat er uitsteltactiek door de G.I. wordt toegepast en ouders aan het lijntje worden gehouden.  Wanneer ouders officieel schrijven en verzoeken tot inhoud aan BW1:262 lid 3 en lid 1, dat komt veelal de reactie van de G.I. terug dat voor de G.I. de Awb (en daarmee de Beginselen van Behoorlijk Bestuur) niet geldt. Vreemd!  {Temeer daar er gewerkt wordt met aanvaardbare termijn}.    \(https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/kinderbescherming)

 

Het ECRH veroordeelde Noorwegen in dezelfde situaties waarover vele ouders in Nederland klagen, het de ouders, die zich legaal naar BW1:247 inzetten om met degelijke meting naar IVRK24 lid 1 (diagnostisch), negeren in hun verzoek.  Ook krijgen ouders, ondanks het McMichael-arrest[4]  en de huidige AVG (incl. art. 30),  geen volledig dossier zodat ze bij de rechter kansloos zijn in verweer en verzorging van echte zorg alsmede degelijke vóórlichting en begeleiding naar kinderrecht (IVRK art. 24 en 25).

 

De politiek schijnt het Strand-Lobben-vs-Norway-arrest niet te snappen. Onbegrip is riskant voor kinderen!

 

Toch moet tot u doorgedrongen zijn de voorstellen van advocaten en ouderorganisaties, waaronder ‘De Rechtsstaat ook voor Kinderen’, 2018, als inhoudelijker reactie[5] op het inhoudsloze ‘Actieplan Verbetering Feitenonderzoek in de Jeugdbeschermingsketen’ van die keten.

 

AZF liet weten dat het LOC-onderzoek naar Verbeterd Feitenonderzoek, waar ouders en deskundigen van de minister aan moesten deelnemen, de inbreng van ouders en deskundigen[6] negeerde en  het actieplan van de jeugdbeschermingsketen aannam.  Dat laatste plan houdt weer in dat slechts de mentaliteit van de professionals moet ‘verbeteren’.  Die belofte wordt al decennia gegeven, en het kàn in praktijk níét beter, immers die relatief laag-opgeleide, niet-diagnostisch bevoegde jeugdzorgwerkers, met groot personeelsverloop, kunnen bijna nooit een beëdigd arts worden!

 

De politiek lijkt toch decennium na decennium in die belofte, die smoes, te trappen.

 

Kinderrechters zijn geen orthopedagogen, en gokken in meerderheid (niet allemaal) op de ‘vermoedelijk juiste onderbouwing’ van wat de jeugdbeschermingsketen inbrengt.

 

Ondanks dat het hoogste rechterlijk orgaan bij bestuursrecht, de Centrale Raad van Beroep[7], in LJN BD1113 vastlegde dat kinderrechters ook als bestuursrechter moeten toetsen op de onderbouwing die de juridische partijen inbrengen, wordt hierover veel geklaagd dat rechters afhameren in plaats van onderzoeken.  

 

De motie Klein voor een onderzoeksrechter is al vergeten in de politiek, helaas.

 

Waar Europees juridisch is vastgesteld dat de jeugdbeschermingsketen degelijker moet meten, voortvarender en concreet moet werken (aantoonbaar door met de Awb te werken), en EVRM art. 8 moet respecteren, en dat naar prof. C. Forder de arresten de grenzen moeten inperken van de nauwelijks gecodificeerde toegang tot dwangzorg, en dat de signalen van deskundigen die voor gezinnen opkomen waaronder inbreng van moderne wetenschap,   is geen stut- en plakwerk door de politiek nodig. Voor het genoemde kinderrecht is meer concretie nodig, het tegengaan van ‘institutionele kindermishandeling’ (ECRH), met inhoud aan gewenste codificatie.

 

“Het belang van het kind” – als cliché om kinderrechters te verleiden – wordt zonder definitie gebezigd door de keten, waarbij de psyche van het kind wordt losgekoppeld van het gezin.  Ook de latere levensfasen die van belang zijn worden genegeerd in de afwegingen van de jeugdbescherming. 

 

Daarover, al is er meer over het juridische aspect te schrijven, gaat het volgende.

 

 Wetenschap dat genegeerd wordt in beleid:

Psychologie bij dwangzorg:

Het is al eerder de politiek onder de aandacht gebracht:

 

Dwangzorg (OTS, UHP, beëindigen gezag) ken zoveel en zulke ernstige contra-indicaties, dat die toegang veel beter bewaakt moet worden met hogere drempels, dus concretere, wetenschappelijk-verantwoorde codificatie.

 

Op https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/wetenschapvoorbeleid is een bloemlezing gegeven.

 

Eerst hoe meten we goed:

Dat richtlijnonderzoek grove fouten maakt, moge u bekend zijn, zeker tegenover het kinderrecht IVRK24 lid 1; richtlijnen zijn niet diagnostisch doch slechts zwak indicatief.

 

Prof. J.R. van der Gaag geeft het in diens oratie aan: diagnostisch, zeker waar er onenigheid bestaat tussen de juridische partijen, zonder hakken in het zand bij de beschermingsketen, dat volgens Cora Bartelink te veel werkt op (eigen jeugdige) persoonlijke ervaringen.[8]  De naam die René Clarijs, in 2013, aan haar proefschrift meegaf is tekenend: “Tirannie van de Jeugdzorg”.[9]

 

Vaak zijn er bij de vage term “er zijn zorgen” diagnostieke voorlichting èn meting nodig. Een gedragswetenschapper in een MDO-teambespreking ziet het cliëntsysteem niet, dus onderzoekt die niet naar beroepscode, indien de gedragswetenschapper er al een heeft, en gaat slechts voor een advies op de spil, de gezinsvoogd of raadswerker, af op wat diegene wìl èn kàn inbrengen, zonder diagnostische bevoegdheid bij de spil als basis.  Zelfs richtlijnen die diagnostiek voorschrijven worden veelvuldig geschonden, ook t.a.v. geadopteerden.

 

Ouders zouden vooraf aan drang- en dwangzorg bréde, inhoudelijke voorlichting behoren te krijgen, met naar wens diagnostiek, en uitleg wat welk hulptraject doet met de psyche van de opgroeiende, en daarop een keuze mogen en kunnen maken.  Te vaak wordt door de jeugdbescherming ter zitting gesuggereerd dat de ouders deze voorlichting hebben verkregen, en als dat al zo is dan enkel hoe de jeugdbescherming werkt en niet hoe de gezondheidszorg (gezonder) kan werken.  Bewezen wordt er niet. De rechter moet maar de onbeëdigde ‘professional’ geloven.

 

Vandaar dat veel rechters in de beperkte tijd van jeugdzorgzittingen ouders even lief aanhoren en dezen dan negeren in de uitspraak.

 

Zo blijft lid 4 van BW1:255 (noot 1) te weinig concreet.  Waar ouders werken met de Awb om deze ‘bedreigingen’ concreter te krijgen, te vernemen welke hulp en steun (BW1:262) er dan verstrekt zal worden, hoe het te bereiken resultaat gemeten wordt en waar de te behalen grens ligt, krijgen de meeste  ouders geen behoorlijk, inhoudelijk antwoord.  Ouders worden zo dom gehouden.  Dat is niet het doel van BW1:255, het voortvarend oplossen van de bedreiging.

 

Ook de slager en de kraanmachinist zijn ‘professionals’, dit om het begrip ‘broodverdiener’ (in synoniem) te relativeren.

 

Voortvarend oplossen, inhoudelijkheid (Awb3:46 en BvBB), waar nu geen sanctionering op staat.

Daarop wordt niet gecontroleerd noch geïnspecteerd.

 

Meerdere wetenschappers en psychologencollectief bevonden dat drie op de vier  jeugdzorgkinderen niet de juiste passende zorgtrajecten verkrijgen onder ‘jeugdzorg’, dat geen jeugdhulp is (Jw3.2 lid 2).

 

Joseph J. Doyle jr vond reeds in 2007 dat weggeplaatste kinderen slechter af zijn dan die kinderen die random toch thuis passende zorg in gezin verkregen en vaker suïcidaal waren achteraf, en andere pathogenie. 

 

                                                      / (https://www.youtube.com/watch?v=_88sGsV0sPk&) 

Internist prof.dr.med. Ursula Gresser, 2015, is toch ook zeer duidelijk: wegplaatsen van een kind, weg bij één of beide ouders kent grote ernstige contra-indicaties, zoals ook Doyle bevond.    Prof. Jo Hermanns vond dat in Zeeland ook, zoals Doyle vond, het beter thuis de passende zorgtrajecten verstrekken.

 

De vage onzin van het begrip ‘veiligheid’ wordt niet afgewogen bij hoe onveilig wegplaatsen voor de psyche is. Er is geen definitie bij het cliché 'onveiligheid’.

 

Bij omgangssabotagezaken is Richard R. Warshak ook duidelijk, in dezelfde orde als de andere wetenschappers.

 

Erger, Daniel R. Weinberger vond zelfs dat wegplaatsen ook DNA (erfelijk materiaal) beschadigt.

 

Dit, meer en de onderbouwende links staat onder noot 6.

 

Alle AMHK’s (ten onrechte 'Veilig Thuis' geheten), RvdK en G.I.’s hebben veel van deze wetenschappelijke bevindingen verkregen en ontvangstbevestigingen gestuurd, maar waar ouders een beroep doen op deze wetenschap om méé te wégen tegen de beweringen over ‘onveiligheid’ thuis of bij één ouder, dan zet de beschermingsketen de hakken in het zand en zegt tegen de kinderrechter dat  – indachtig lid 1.a. BW1:255 –  de ouders “tegenwerken”, “niet accepteren”, terwijl deze ouders BW1:247 en IVRK24.1 nakomen en dus legaal hogere kwaliteit willen.

(https://vechtscheidingen.jimdofree.com/wetenschap/brief-aan-alle-g-i-s/               ;               https://kinderbescherming.jimdofree.com/brieven/rvdk-vt-kennen-gresser-nu/)

 

Conclusie

Het negeren van deze moderne wetenschap is een ernstige bedreiging voor de opgroeienden.

 

De wetgeving is te vaag en ongecodificeerd om de kinderrechter een duidelijker opdracht te geven om te meten. {Dat zagen we boven op deze site}.

 

De ouders staan voor een vage, omgekeerde bewijslast, terwijl ze zeer slecht worden voorgelicht en dossierstukken en grenzen niet verkrijgen.

 

Dit is geen veilige rechtsvinding; en een mentaliteitsverandering, dat al decennia bewezen heeft niet te kunnen, zal ook geen verbetering geven.

 

Deze omgekeerde rechtsvinding, die zoveel klachten geeft, is degoutant en vreemd in onze democratie.

 

Politiek, ideologisch plak- en stutwerk beschermt het kind nog steeds niet, en geeft onveiligheid in ontwikkeling.

 

Het exploot[10] is gegrond.

 

We vragen herziening van, inhoudelijkheid op uw reactie op het exploot.

Dit ten gunste van ..tigduizenden kinderen en gezinnen.

 

Onderzoek, i.p.v. politiek misleidend hakken in het zand te zetten, is voor deze vele kinderen van het hoogste belang.

 

Hopende op concretere, meer onderbouwde en inhoudelijker Kamervragen of een wetsvoorstel tot concretere rechtsvinding bij de vrije rechtsvinding achter gesloten deuren bij het jeugdzorgrecht,

 

Verblijven wij,

Met vriendelijke groet,                                        {De Kamerleden, behalve mw. Tielen/hr.Wörsdörfer, reageren niet

                                TjS                                              en doen derhalve aan "beleidsmatige kindermishandeling"}.

NOTEN:

[1]:  BW1:255,  1. De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling èrnstig wordt bedréígd {dit mag beweerd worden zonder het aan te tonen, en mag dus geen concrete codificatie heten}, èn:

o   a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende {?}  wordt geaccepteerd {ook naar miet te verifiëren beweringen}, èn

o   b. de verwachting {? als uit een kristallen bol waar IVRK24.1 genegeerd wordt}  gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.

4. De kinderrechter {?}  vermeldt in de beschikking de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de

minderjarige  alsmede de daarop afgestemde duur waarvoor de ondertoezichtstelling zal gelden. {Maar omdat een kinderrechter geen orthopedagoog is, is het nooit 'concreet', en moeten ouders bij de G.I. met de Awb vóórtvárend officieel naar CONCRETIE werken of het inspanningsverzuim van de G.I. aantonen, of een rechtszaak aanspannen over de concretie.    Let op: dit artikel is ook niet gesanctioneerd richting jeugdbescherming!}.

[5]:  Prinsen: http://advocatencomite.nl/Rechtsstaat%20ook%20voor%20kinderen.pdf  bij te vrije rechtsvinding t.a.v. jeugdzorgzaken; deze rechtszaken vinden plaats onder wel heel erg vrije rechtsvinding  achter gesloten deuren ter zitting zodat ouders welhaast nooit een eigen deskundige mogen meenemen naast hun advocaat: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/wetten-en-regelgeving/rechtsvinding-motiveren/ , hetwelk ook rechtsongelijkheid inhoudt; de jeugdbescherming gedraagt zich als privépersoon (‘persoonlijke levenssfeer’ van gezinsvoogden en raadsmedewerkers of -juristen)  t.a.v. Rv art. 803: https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0001827&boek=Derde&titeldeel=Zesde&afdeling=Eerste&artikel=803&z=2019-10-01&g=2019-10-01 .

[6]:  De jeugdbeschermingsketen liegt deskundige inbreng weg: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/jeugdzorg-negeert-wetenschap , en dit wist de Tweede Kamer met de brief d.d. 14-08-2018 tegenover https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/wetenschapvoorbeleid .

[9]:  Clarijs, proefschrift, 2013: https://pure.uvt.nl/ws/portalfiles/portal/4596986/Clarijs_Tirannie_25_11_2013_emb_tot_25_11_2014.pdf ; vergelijk onderbouwing in noot 8.