“Hechting en identiteit”

 

De hechtings- en de identiteitsontwikkeling blijken welhaast even belangrijk. De hechting in de eerste jaren en prenataal; de identiteitsontwikkeling vooral in de identiteitsfase maar ook daarna, na de adolescentie.

Vooral door het decennia durende longitudinaal onderzoek bij kinderen die niet mochten blijven (bij eigen ouders) is er veel bekend over het belang van de identiteitsontwikkeling en wat daarbij optimaal gehouden moet worden.

Dat identiteit bij zowel geadopteerden als uithuisgeplaatsten en bij omgangssabotage (dan enkelvoudig) psychisch – ìn de opgroeienden – overeen komt is de adoptiewetenschap ook van toepassing op de ander genoemde groepen. Hier (scroll) en hier (uit: Kinderen die niet konden blijven; R.A.C. Hoksbergen, 2011).

 

Omdat de hechting veel in de belangstelling staat, beginnen we eens bij dat even belangrijke identiteitsgevoel.

 

Verbanden tussen geadopteerden en pleegkinderen is onmiskenbaar.

 

Waar er adoptiekinderen of geadopteerden staat, moge men ook lezen pleegkinderen, van thuis weggeplaatste opgroeienden!

Waar bij adoptie meer en meer blijkt dat er van ‘kinderhandel’(c.q. corruptie in de keten van het adoptieproces) sprake is, komt telkens meer in de openbaarheid dat het wegplaatsen zonder valide open diagnostieke reden (een kinderrecht, IVRK24.1) en zonder dito brede voorlichting (waarop een mentale keuze gemaakt kan worden door ouders), zeer schadelijk is voor deze jeugdzorgkinderen, een ernstige bedreiging vormend, dat politiek en beleidsmatig nog miskend wordt. Daar is BW1:255 niet in voorzien; dit wetsartikel beziet enkel ouders als schadelijke of belemmerende factor.

De Jeugdbeschermingsketen blijkt ook een schadelijke en ernstige belemmerende factor te zijn!

 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

Identiteit 

 

“Waarom het zoeken naar de roots (eigen biologische familie) voor de opgegroeide mens zo fundamenteel is” –

 

René Hoksbergen:      {Uit: Adoptiefoudersmaandblad LAVAContact ¾-2009}

Prof . dr. René A.C. Hoksbergen is emeritus hoogleraar Adoptie {betreft ook andere kinderen die weggenomen zijn van ‘thuis’} en verricht sinds 1975 samen met veel collega’ s in de praktijk adoptieonderzoek vanuit de Universiteit Utrecht.          

 

De laatste decennia wordt het ons allemaal steeds duidelijker dat mensen die niet opgroeien bij hun biologische ouders daarin psychische zin erg veel moeite mee hebben. Velen blijken jarenlang te worstelen met dit belangrijke aspect in hun leven, met deze ontbrekende kennis. Het populaire televisieprogramma Spoorloos laat dit al lang zien, en uit de adoptiepraktijk en wetenschappelijk onderzoek is dit meer dan duidelijk geworden.

 

'Weten van wie je afstamt' is een basisgegeven en een basisrecht voor elk mens. Het heeft gevolgen wanneer je dit niet weet. Een belangrijke consequentie van dit 'niet weten' voor veel geadopteerden {en vele jeugdzorgjongeren}  is de grote onzekerheid over hun identiteit. Onzekerheid over de vraag wie ze nu eigenlijk zijn, op wie ze lijken, van wie ze bepaalde eigenschappen hebben. En ook onzekerheid over de situatie van die onbekende familie. Onzekerheid over het waarom van de breuk met de familie en, bij buitenlandse adoptiekinderen, land van herkomst, bij jeugdzorgkinderen de beschuldigende insinuaties over de eigen ouders, strijdend tegen het loyaliteitsgevoel., en het van jeugdzorgwerkers moeten kiezen voor één ouder na scheiding of bij uithuisplaatsing (UHP) voor het pleeggezin, want na twee jaren moet je als kind last krijgen van je juridische UHP-status (de rechter denkt dat en gebruikt dan BW1:266!).

 

'Wanneer we het over het zoeken naar roots hebben, hebben we het in feite over het zoeken naar een stabiele identiteit, naar je basis, naar rust in jezelf .

 

Dit zoeken heeft een interne component: de worsteling met jezelf over de vraag wie je bent, en een externe component: het concreet op zoek willen gaan naar familie. Dit laatste doet ongeveer 90% van alle geadopteerden (D. Howe & J. Feast, 2000 in de literatuurlijst).

 

De interne component: identiteit

 

Iemands identiteit wordt sterk beïnvloed door drie factoren.

 

A  Naamgeving.

 

Als algemeen advies aan {pleeg- en} adoptieouders geldt de oorspronkelijke naam van het kind niet te veranderen, hooguit misschien wat aan te passen aan ons bekende klanken, of in ieder geval als 'tweede' naam te handhaven. Het is vanzelfsprekend dat sommige geadopteerden hun voor- of hun achternaam, op enig moment in hun leven, wijzigen in de hun uit Colombia, India, Korea...  bekende voor/achternaam. {Ook kinderen uit omgangssabotage kiezen later vaak voor de achternaam van die ouder die ze niet mochten kennen en negatieve verhalen over te horen kregen}.

 

Ze willen weer terug naar hun oorspronkelijke identiteit. (Adoptie)ouders doen er dan goed aan hier met alle begrip tegenover te staan, en een dergelijk 'naamswijzigingsproces' niet te frustreren. Begrip en openheid hierover zullen alleen maar het respect van geadopteerden richting {pleeg- of} adoptieouders en de rest van de (adoptie)familie doen toenemen. Een dergelijk proces hoeft namelijk niets te maken te hebben met de relatie tussen {pleeg- of} adoptieouders en geadopteerde {c.q. (pleeg)kind}. Het kan zelfs gezien worden als onderdeel van een proces van volwassen worden.

 

De geadopteerde {of pleegkind} maakt zich, zoals elke volwassene dit dient te doen, in zekere mate los van het ouderlijk {opvoed-}milieu. Daar hoort voor sommigen van hen bij dat ze hun oorspronkelijke naam terugnemen. Het getuigt van de kant van {pleeg- of} adoptieouders van liefde voor en betrokkenheid bij hun kind wanneer zij oprecht gemeende steun verlenen bij dit proces van het volwassen worden.

 

B  Beleving van jezelf als fysiek en psychisch persoon.

 

Deze identiteitsfactor kan ingewikkelde gevoelens opleveren.

Allereerst meen ik wel te mogen concluderen dat het raciaal verschillend zijn van de klasgenoten en de gemeenschap, wat minder belangrijk aan het worden is. De toeloop naar Nederland van de vele honderdduizenden mensen uit in etnisch en cultureel opzicht zo veel verschillende landen maakt dat het buitenlandse adoptiekind steeds minder 'apart' is. Dit geldt vooral voor de grotere steden. (Adoptie)ouders doen er goed aan alert te blijven. Kinderen kunnen op school nog steeds gepest worden met hun anders zijn {ook door het niet ‘thuis mogen wonen’} en daar gevoelens van isolement, boosheid en minderwaardigheid aan ontlenen. En door hun {UHP of} geadopteerd zijn zullen ze waarschijnlijk toch in zekere mate dit 'anders zijn' blijven ervaren. {Ook kinderen die één hunner ouders niet mogen zien kunnen gepest worden over de verhalen over die vreemde ouder}.

 

Op een andere manier kan deze identiteitsfactor echter bij de volwassen geadopteerde {of jeugdzorgkind} nog steeds voor ingewikkelde vragen zorgen.

 

Niets weten over de medische voorgeschiedenis van de stamfamilie kan bij de  beslissing zelf kinderen te krijgen voor grote onzekerheid zorgen. En nog sterker wanneer een eerste nakomeling van een geadopteerde een lichamelijke of geestelijke handicap blijkt te hebben. Welke ouder zou zich dan niet afvragen waar die eventuele handicap, in de vorm van een ziekte, lichamelijk gebrek, gedragsstoornis e.a., vandaan komt? Bij de beslissing een tweede kind te krijgen is kennis over de achtergrond van groot belang, maar reeds bij het krijgen van een eerste kind zien we bij {weggeplaatsten en} geadopteerden regelmatig onzekerheden.

 

C  De levensgeschiedenis.

 

Natuurlijk bepalen ervaringen, bijzondere gebeurtenissen, de mensen met wie je omgaat, de culturele gebruiken, in belangrijke mate welke persoon je bent.  Bij {weggeplaatsten en} geadopteerden is het allereerst essentieel dat deze niet opgroeien bij de biologische ouders. In eerdere artikelen heb ik benadrukt dat dit in feite een traumatiserend effect kan hebben. Nancy Verrier, de in het adoptieveld bekende Amerikaanse onderzoekster, adoptiemoeder en therapeute, noemt daarom het afgestaan zijn “The primal wound” (N.Verrier (2007).noot C

{Noot C:  Oorspronkelijke titel: The primal wound.  In de VS is dit een bestseller binnen het adoptieveld. Ik vind dit boek van groot belang voor gezinsvoogden, hulpverleners, deskundigen, (adoptief/pleeg)ouders en volwassen geadopteerden, opgegroeiden in omgangssabotage, en pleegkinderen. In mijn praktijk gebruik ik het regelmatig. – TjS}

 

Een geadopteerde {of opgegroeide} wil weten waarom hij is ‘afgestaan’, waarom hij werd overgebracht naar een geheel ander land, veelal ver weg van zijn geboorteland, wat er met zijn familie, in het bijzonder de moeder, aan de hand is; {respectievelijk waarom de jeugdzorg zo beschikt heeft in diens levenshistorie, en diens ouder(s) zo weinig mocht kennen}.

 

De externe component: op zoek naar de roots {voor de identiteit}

 

De Nederlandse adoptieorganisaties bevorderen vrijwel allemaal dat geadopteerden op zoek kunnen gaan naar hun oorspronkelijke familie. Van deze zoektochten wordt vaak een positieve uitwerking verwacht op de kwaliteit van het leven van geadopteerde. Moeilijke en fundamentele levensaspecten vragen om een antwoord. Langzamerhand kennen we de ervaringen van veel geadopteerden die op zoek zijn gegaan, wel of niet met succes. {Het moge buitenissig zijn dat de ‘jeugdzorg’ in Nederland dit vooruitkijken vreemd is}.

Bekend is dat een dergelijk zoek-proces in feite een in emotioneel opzicht erg ingewikkeld proces is.

 

De geadopteerde heeft allereerst bepaalde gevoelens over zijn biologische familie en de afstand ter adoptie. {De weggeplaatste heeft deze gevoelens ook, ook t.o.v. het onnatuurlijke wegplaatsen}. Soms bestaat kwaadheid en onbegrip over het afgestaan-zijn, soms vooral nieuwsgierigheid over het waarom, soms een neutrale houding: ik zie wel wat voor mensen het zijn. De echte zoekenden zijn echter vrijwel altijd eveneens sterk met zichzelf bezig, met hun leven, hun identiteit. Daarover beleven ze onzekerheden. (zie de autobiografische weerklank in: Vertraagde Start, Red. R.A.C. Hoksbergen, (2006). Ze willen antwoord op voor hen essentiële vragen. {De bijna wegbezuinigde FIOM kan helpen.})

 

Geadopteerden {c.q. weggeplaatsten} die 'niet vinden' en dat zijn er velen, kunnen een stevig steuntje in de rug gebruiken. Een steuntje dat vooral kan komen van andere geadopteerden uit hetzelfde land van herkomst {resp. van andere weggeplaatsten, maar ook geadopteerden}. Trouwens het gaan naar zo'n land, het liefst enkele keren, kan al een zekere bevrediging opleveren. Bij een eerste reis heb ik een voorkeur voor de leeftijd van ca. 18 jaar en ouder, vooral als naar sterk onderontwikkelde landen wordt gegaan. Dan kan er iets meer begrip zijn voor eventuele schokkende ontmoetingen. Soms kan echter een jong kind heel sterk zitten met de 'waarom'-vraag en de vraag 'hoe zou het nu met mijn moeder gaan', en kan een reis/ontmoeting opluchtend werken (zie bijv.  F. van Trier-Klijnstra en E. Noëlle van Trier (2006) in de literatuurlijst).

 

Geadopteerden zullen vervolgens allerlei reacties hebben op een eventueel gevonden familielid.

Meestal gaat men eerst op zoek naar de moeder en daarna naar de vader {en andere biologische familie}. 

Deze reacties staan uiteraard niet los van de situatie van de biologische ouders. Afwijzing van een ontmoeting door de biologische moeder komt overigens weinig voor, naar schatting in 5% van de gevallen.

 

De reactie van de biologische moeder is veelal sterk verschillend van die van het 'kind'. Ze kan als het ware de jaren van geen contact willen inhalen, uiting geven van sterke schuldgevoelens, zelf ontkenning tonen van het belang van de ontmoeting, klampgedrag laten zien en haar 'kind' niet meer willen loslaten e.a..  

Informatie over de vader van het kind wordt nogal eens niet verstrekt of slechts met grote moeite. Moeder ziet misschien niet in hoe belangrijk dit gegeven voor haar 'kind' is. De mogelijke grote nadruk van de geadopteerde {of weggeplaatste} dit wel te willen weten, kan een verwijdering in de moeder-kind-relatie veroorzaken.

 

Een geadopteerde kan grote onzekerheden kennen. Bepaalde reacties waren niet verwacht en moeten worden verwerkt. De geadopteerde {of volwassen jeugdzorgkind} realiseert zich misschien dat het belang van de ontmoeting voor beiden heel verschillend is. Hij/zij heeft meestal geen behoefte of noodzaak een moeder-kind-binding op te bouwen. Die tijd is voorbij.

 

De geadopteerde wil begrijpen, en de familie leren kennen en daarmee zichzelf.  Is voor de moeder/vader de ontmoeting in hoofdzaak een emotioneel moment en een terugblik op wat had kunnen zijn, voor de geadopteerde speelt naast de ‘emotie’ ook de functionaliteit van de ontmoeting een grote rol. Deze wil antwoord op vragen, onzekerheden zien verdwijnen, medische informatie en begrip voor de reden van het afgestaan zijn. En daarbij eindelijk antwoord op de vraag wie de vader is of er nog broertjes of zusjes zijn en op nog vele andere aspecten van het leven {waaronder de procedure van het wegplaatsen, wat vaak als kinderhandel ervaren wordt}.

 

Steun nodig?  

 

Blijft dat een geadopteerde met nieuwe en nu andere onzekerheden huiswaarts kan keren. {Ook kinderen na een uithuisplaatsing van jaren en een slechte bezoekregeling door ondeskundigheid van de gezinsvoogd, en dus met een soort afgestaan-ervaring,  kunnen opeens op de stoep gezet worden en met onzekerheden of trauma’s zitten}.  Bijvoorbeeld met de vraag: “Hoe nu verder in de omgang met mijn biologische familie?”  

“Hoe zou mijn leven er uit hebben gezien als ik niet was geadopteerd?” {Of: “als ik niet uithuis was geplaatst?” "Wat als ik ook mijn andere ouder mocht zien?"}.  

“Waarom is mijn broertje/zusje zo jaloers op mij?" 

"Waarom ben ik ‘afgestaan’ en de andere(n) niet?”  

 

Kortom ook de succesvolle zoeker kan een steuntje in de rug gebruiken. Een steuntje waaruit begrip voor de complexe gevoelens na dergelijke ontmoetingen blijkt en vervolgens relativering van misschien heftige reacties en gevoelens van geadopteerde mogelijk is.

 

{Bij het gebruikelijke woordje ‘afgestaan’ denkt een kind vaak direct aan de ouders, en niet aan de cultuur van schadelijke traditie, het wegplaatsen wegens financieel gewin of zorgen, culturele corruptie, etc..  Het gaat bij ‘afstaan’ eigenlijk bijna altijd om die indirecte culturele problematiek, waar er gestolen wordt of ouders valselijk of maar half werden voorgelicht}.

 

Literatuur

Howe, D. & Feast, J. (2000). Adoption, Search & Reunion. The long term experience of adopted adults. London: The Children's Society.

Hoksbergen. R.A.C. (red., 2006). Vertraagde Start. Geadopteerden aan het woord. Soesterberg: Aspekt.

Van Trier-Klijnstra, Femke en Esther Noëlle van Trier (2006). Ik ben haar kind. Soesterberg: Aspekt.

Verrier, N.W. (2007). Afgestaan. Begrip voor het geadopteerde kind. Soesterberg: Aspekt.

LAVA: http://www.adoptie.org/      {Andere ouderverenigingen zijn te vinden met duck.com }.

SAV, Stichting AdoptieVoorzieningen: adoptie.nl

-----------------------------------------------------------------------------------

 

Hechting

 

{Oudere inzichten die recent  bevestigd  blijken:  [TjS]}

 

Professor Hart de Ruyter:

Prof. Hart de Ruyter [‘Inleiding tot de Kinderpsychologie’; Groningen, 1973]: “Wee het kind dat het trauma van in-de-steek-gelaten-worden niet één keer, maar herhaaldelijk moet beleven! Dit kind zal het tenslotte niet meer wagen een nieuwe binding te maken.  Wij zien dan dat de libido definitief van de buitenwereld wordt teruggetrokken op het ik.”

 

Met de wetenschap van internist  Ursula Gresser (2015)  of  Daniel Weinberger (2018) weten we dat het wegplaatsen van het kind , weg van één of beide ouders, ernstige bedreigende gevolgen heeft voor niet enkel de psyche doch ook fysiek.

Het zelfvertrouwen van de opgroeiende wordt daarbij ook geschaad wat gevolg heeft voor het later kunnen onderhouden van intiemere relaties.

Wee het kind waar door signalen (ook van de overheid, de jeugdzorg en kinderbescherming) het kind telkens in diens gevoel van ‘in-de-steek-gelaten’ wordt bevestigd.

 

Welke meestal niet-valide uitleg krijgen kinderen in pleegsetting die durend uithuisgeplaatst blijven, of waar één ouder de omgang wordt gesaboteerd, zonder diagnostische of strafrechtelijke grond??

Het gaat dan bovendien tegen het loyaliteitsgevoel van het kind in, over diskwalificering van eigen ouders, die ze veelal veel te weinig mogen zien (BW1:262 lid 3 resp. 1:247 lid 3).

 

De jeugdzorg heeft de mond vol van ‘veiligheid’ in opgroeien, van ‘hechting’, maar waar dit zonder valide diagnose geschiedt, zonder valide brede voorlichting waarop ouders een mentaal-representatieve keuze kunnen maken, werkt de jeugdbescherming aan het afnemen van de libido zich wederkerig op te stellen in het nabije sociaal verkeer. Het kind wordt eenzaam en hulpmijdend, en mogelijk mèt de gevolgen waar Joseph J. Doyle jr. op wees (2007).

{De genoemde wetenschappers staan op de site van www.jeugdbescherming.jimdo.com }.

 

G. van Egmond: 

Uit “VERSTOORDE RELATIES - adoptie en hulpverlening” onder redactie van prof.dr. R.A.C. Hoksbergen en W.H.G. Wolters: (vanaf p.82:)  G. v. Egmond: b. Een veel voorkomende oorzaak voor  uithuisplaatsing moet helaas worden gezocht in tekortschietende kennis bij 'sommige'  {ambulante} hulpverleners omtrent vroege verwaarlozing en de gevolgen daarvan[1] voor het latere leven van het jonge adoptiekind {of jonge pleegkind}.

{Noot [1]: In het onderzoek van Hoksbergen e.a., 1988, wordt benadrukt dat risicofactoren kunnen liggen in het adoptiekind zelf, in het adoptiegezin [na verloop van tijd] en ook vergroot kunnen worden dóór de jeugdhulpverleners [jeugdbescherming en AMHK (VT) en Raad].}

            Bovendien werd en wordt er {door de 'jeugdzorg'} 'soms' niet of slecht geluisterd naar de ouders. Daardoor worden niet zelden snelle en oppervlakkige conclusies getrokken. Binnen een RIAGG (jeugdhulp) worden gezinnen door beoordelingsfouten bij de intake nog te vaak op een verkeerd spoor gezet, zonder dat er door een werkelijk deskundige op het gebied van vroege verwaarlozing grondig naar het kind zelf is gekeken {vergelijk de Oratie van prof.dr. R.J. van der Gaag}.

De hulpverlener {c.q. jeugdzorgwerker} is er in de opleiding op getraind ervan uit te gaan dat probleemkinderen niet worden geboren maar gemaakt, en dat problematiek altijd is terug te voeren op opvoedende ouders en pathologische gezinsstructuren {waarbij het ter adoptie zendende land, of de pleegsetting, buiten beeld blijft}. …

            Wanneer de hulpverlening {meer het sociaal domein met jeugdhulp, AMHK (onVeilig uiThuis) en RvdK/G.I.} meer zou openstaan voor de inbreng van de twee (adoptie)-ouders, zou men van hen vaak een schat aan informatie kunnen verkrijgen over de gedragingen van het kind, die verwijzen naar de dieperliggende oorzaken van de problematiek. Veel ouders die al gebukt gaan onder al of niet terechte schuldgevoelens, voelen zich in de hulpverlening niet of nauwelijks au sérieux genomen. Soms worden de problemen [door de hulpverlener] gebagatelliseerd, in andere gevallen wordt er op de ouders stevige [of zelfs gedwongen][2] druk uitgeoefend om maar snel te besluiten tot een OTS, UHP, of zelfs meteen ontheffing aan te vragen.

{[2]: Zoals de Raad en gezinsvoogdij abusievelijk vaak niet doen en volhouden, ouders naar derden en kind vals, ondeskundig blijvend beschuldigen met daaruit voortvloeiende vooroordelen en handelen!}.

            Intussen is de aandacht van de hulpverlener niet [adequaat] gericht op het kind, het krijgt zelf geen adequate hulp en de crisissfeer in het gezin [bij 'n bodemloos-bestaan-syndroom, onveilige gehechtheid] neemt [ongewenst] nog toe. .... De diagnostiek zou toch in elk geval dienen vooraf te gaan aan de ‘therapie’ en de pedagogische adviezen (voorlichting)!”  Etc..

            “Vooral ook in het belang van het (adoptie)kind zelf  zou de voortzetting, juist op langere termijn, van de relatie met het biologische of adoptiegezin een hoge prioriteit moeten krijgen in de behandeling. De vorm waarin .... . Hoewel niet altijd te vermijden, staan een (te) snelle OTS, UHP, of zelfs ontheffing.[3] mijns inziens haaks op deze doelstelling. Het belang van het kind kan immers nooit op zichzelf staan en is altijd gerelateerd aan het gezin. ....”

{[3]: ‘Ontheffen’, het gezag van de ouders wegnemen met BW1:266}.

 

“Ook zal men in de hulpverlening {en 'jeugdzorg'} moeten wennen aan het gegeven dat veelal (adoptie-)ouders mòndige ouders zijn, die zich er diep van bewust zijn dat er ook nog "leven is ná het internaat".”   Etc.·[2]

 

Prof. B.C. Waardenburg:

      B.C. Waardenburg (p.50 uit Verstoorde Relaties, 1988): “Een moeilijk te beantwoorden vraag is o.a. of  het verstandig is het contact tussen ouders en [adoptie]kind tijdelijk te verbreken om voor beiden een rustperiode in te bouwen; Of kan dat bij kinderen die al zoveel relatiebreuken (UHP, overplaatsen, weghouden van ouder[s]) hebben meegemaakt, juist niet, omdat we daardoor een grotere kans lopen op een verdere (definitieve) verwijdering tussen ouders en kind?”

{De vraag beantwoord:

Ook hier gelden de moderne inzichten van genoemde wetenschappers, na 2001, die het opmerkelijk eens zijn met de gevolgen van wegplaatsen en foutieve signalen (Allison Eck, 2018).

“Rust” blijkt een veel gebezigd doch foutief cliché te zijn geworden. Het verhoogde cortisolgehalte blijft doorwerken en blijkt schadelijke gevolgen te geven voor de opgroeienden.}

 

Prof. J. Fahrenfort:

Joop Fahrenfort (1993) schreef in "Attachment and early hospitalization":  ‘“Vastgesteld is dat de socio-emotionele ontwikkeling van jonge kinderen [emot. leeftijd ca. 3 jaar] door {UHP- of ziekenhuis-}opname ongunstig wordt beïnvloed." Zo ook medische, "bedreigende" handelingen, waarbij de ouders c.q. "gehechtheidsfiguren" de kinderen niet konden/mochten voorbereiden, begeleiden en nazorg geven tijdens de OTS: "Veilige gehechtheid kan hypothetisch worden beschouwd als een beschermende factor. Daarnaast moet de hypothese worden overwogen dat onbegeleide zie­kenhuiservaringen schade kunnen veroorzaken aan de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie. Meer in het bijzonder zou veilige gehechtheid kunnen veranderen in vermijdende gehechtheid." ... "Een kritieke factor in het proces is wellicht de mate van steun die het kind ondervindt van de kant van de ouders tijdens de opname {c.q. UHP}."

"De belangrijkste algemene conclusie is dat nadelige gevolgen van {UHP of} ziekenhuis[handelingen zonder ouders] gedurende ettelijke jaren nadien de ontwikkeling van het kind kunnen beïnvloeden. De uitkomsten [van 't onderzoek] onderstrepen het belang van pogingen tot preventie."  {In de conclusie staat:}  "Onze interpretatie van de uitkomsten houdt in dat binnen de onderzochte risicogroep schade aan de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie ten gevolge van ziekenhuisopname [en gelijkwaardige handelingen, zonder ouders] géén zeldzaam verschijnsel is. Vermoedelijk is er een toename van vermijdende gehechtheid." ...  "....dat aanwezigheid van de ouder(s) in het ziekenhuis {of bij UHP} een preventieve waarde heeft.”’

{Zie https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/ en daar veel meer!!!}.

situatie gerelateerd.

 

Dr. G. de Lange:

'Hechtingsstoornissen - orthopedagogische behandelingsstrategieën' van Dr. G. de Lange, 1991; ‘'Onthechting kan beter gezien worden als een "relatiestoornis", dewelke niet absoluut onherroepelijk is.’' {Daar is dan wel passende diagnostisch bepaalde therapie, ook aan ouders, bij nodig, vaak jarenlang}.   ‘'Voorbarig naar een crèche om moeders te ontlasten is al discutabel, laat staan zonder begeleiding uit huis 'rukken' met een ots+UHP.’'   Etc.

 

Prof.dr. R.A.C. Hoksbergen: 

Een Kind van andere Ouders” onder redactie van prof. Hoksbergen et al, 1991, hoofdstuk 13 en 14 over hulpverleningsproblemen, en de attitude van ‘hulpverleners’ om telkens bij elke volgend (adoptie)probleemgeval aan te komen met de suggestie: “het is een uniek geval, echt de eerste keer”   In 1991 reeds bekend en regelmatig voorkomend, na al wat publicaties; terwijl het nu al jaren later is (dus: 'niet de eerste keer') en dit dus wetenschappelijk bekend behoord te zijn – bij de ‘jeugdzorg’, die dit al lang had moeten hebben geïmplementeerd in het beleid en de afwegingen, en de door de jeugdzorg verkeerd of sturend/beperkend voorgelichte ‘deskundigen’ noot v.

{v :  In het eerste tijdschrift “Adoptie” staat de term ‘oelewapper-medewerker’, aanduidend dat men het maar moet treffen in de ‘hulpverlening’, het jeugdzorgland, het sociaal domein; dat is veelal een risicovol of schadelijk fenomeen in de maatschappij (Kinderrechten IVRK artikel 24 lid 3: een schadelijke traditie, te ondeskundig, te gokkend).}

 

 Y. de Best:

‘Adoptie: een kind uit het buitenland’ van Y. de Best, 1994, blz. 112 halfweg:

“Een tweede taal leren hoeft niet zo’n probleem te zijn, als er maar een basis is gelegd in de eerste taal [ca. 6 jarigen]”.  Overigens een herkenbaar verhaal vanaf blz. 108 over hechtings- en taal-gestoordheid m.b.t. “hulp­verlening”.  Dit is een aanwijzing tot extra alert, specialistisch onderzoek vóóraf bij hulpvraag (liever niet in sociaal domein, daar er jeugd-gezòndheidszorg bestaat) of bij adopteren!

 

 J.W. Veerman:

J.W. Veerman, 1988, “Bedrijgende en beschermende factoren in de gezinsomgeving: gegevens uit onderzoek” (uit: P.P. Goudema, et al., ‘Kind in Geding; bedreigende en beschermende factoren in de psychosociale ontwikkeling van Kinderen’, Acco, Amersfoort):

 

Er is sprake van een weegschaal tussen ‘risico- of bedreigende factoren’ en ‘protectieve of beschermende factoren: factoren op omstandigheden en (on-)gunstige invloeden op de ontwikkeling van het (adoptie)kind, a. bij het kind, en b. bij de ouders of het tehuis. 

 

O.a. ervaringen van overgangen, overplaatsingen (bijv. bij uithuisplaatsing: ouders niet zien of later te weinig zien), scheidingservaringen (omgangssabotage, vechtscheidingen, adoptie) als negatieve invloed in de ervaringopbouw; daarentegen: overlevingsdrang en aanwezigheid zusjes/broertjes* als positief, protectief (*: zie ook:  orthopedagoog Ben Rensen, boek: ‘Kindermishandeling’).

 

Negatief: verkeerde verwachtingen; vertrouwen op het niveau van 'jeugdzorg' of 'jeugdhulp' (wijkteam, beschermingstafel, e.d.); negatieve reacties uit de omgeving of door de RvdK, VT, of Jeugdbescherming (G.I.); verkeerde voorlichting in ‘jeugdzorgland’; gokken door jeugdzorgwerkers; gokken door kinderrechters; uitstellen van open diagnostiek (Rv810a) ; enz..

 

Positief: inzet van de ouders of de deskundige [adoptologische/specialistische] inzet van een tehuis of therapeut; contact met andere (adoptie-)ouders resp. (adoptie)deskundigen.

Van belang, i.v.m. sensitiviteit (opvoeding/ houding) en i.v.m. hechting en veerkracht (zelfvertrouwen) van het kind dat opgroeit en niet wacht op juridiseren.  

 

Hier volgt een tekstfragment uit bovenstaande literatuur, waaruit ook blijkt, dat de bevooroordeelde houding van Raad en ‘hulpverlenende’ G.I./BJz schadelijk is op de emotionele ontwikkeling van kinderen:

 

 Het is uit de hechtingstheorie bekend dat een sensitieve of reprosieve opvoedingshouding een grote rol speelt bij het ontstaan van vertrouwen (‘hechting’) en zelfvertrouwen bij het kind [zie: Ainsworth, et al., 1978, ‘Patterns of Attachment’].”  

O.a. “de ouders [of verantwoordelijken bij uithuisgeplaatste kinderen] zorgen ervoor dat zij  in voldoende mate psychologisch beschikbaar zijn. (Liefst dus de ouders met goed contact en voorlichting over de mogelijke representaties naar het ontvankelijke kind. Uit de conclusie: aanrader: sensitieve opvoeding leren en praktiseren {deskundige adviezen zijn soms nodig!! Daar is de gezondheidszorg ook voor!! BW1:262}.)

Bij adoptie:

“‘Erik Jongman was tot voor kort verbonden aan het internaat Harreveld, een soort "eindstation" voor de hulpverlening aan adoptiejongeren die in de problemen zijn geraakt. Hij poneerde op de workshop "Adoptie en Hulpverlening", tijdens het congres "de Achterkamer van Adoptie" (St. Wereldkinderen)[1] op 9 november 1996, enkele [realistische] stellingen (uit ervaring):        

1.        De echte Hulpverlening vanaf het begin betrekken bij adoptie. In eerste instantie intensief, later, afhankelijk van de ontwikkeling.  De echte Hulpverlener {maar ook de gezinsvoogdij} moet verstànd hebben van traumatisering [en adoptie].

2.        Het is onmogelijk om in een éénmalig contact tot een goede diagnose te komen. Dit geldt voor {de (adoptie-)ouder, de opgroeiende en/of} het systeem [zoals de RvdK/G.I.]. Zeker geldt dit wat betreft de hechtingsmogelijkheden en identiteitsontwikkeling van de opgroeienden.

3.        Vanaf de puberteit zijn verschillende hulpverleners nodig, voor (adoptie)ouders èn voor de geadopteerden/opgroeienden vanwege mogelijke loyaliteitsconflicten en privacy.  Vóór de puberteit moet de hulpverlening juist in één [deskundige] hand om via de ouders de hechting en identiteitsgevoel te verbeteren, te optimaliseren. (IVRK art. 24 lid 1, hoogwaardig).

 

           Bij uithuisplaatsing is een OTS (BW1:255) noodzakelijk - Dit, {naar de eigenlijke taak de bedreiging te doen oplossen}, om [deskundig] te kunnen bemìddelen bij eventuele  (loyaliteits)conflicten tussen geadopteerde, adoptieouders en/of pleegouders òf... instelling [respectievelijk ouders, opgroeiende en gezondheidszorginstellingen en therapeuten}.”’


[1]: Hierbij waren o.m. aanwezig: de Staatssecretaris van Justitie mw. Mr. E. Schmitz, dr. Hans Temmink (oprichter adoptiebureau Wereldkinderen), mw. Loes Sibbing (WAN, nu SAV, adoptie.nl), dr. Zef Hendriks (dir. Wereldkinderen), Prof. Dr. René Hoksbergen (Adoptolog.), Prof. dr. Tom Schulpen (Tropen/Adop.), e.a.                                  .¬.

 


Er kunnen aanvullingen komen, maar ook bij oude gezinsvoogden moet er dus wat bekend zijn over deze onderwerpen! Er staat meer op deze site!

Overzicht:

 

Een belangrijke brief aan alle B&W’s (gemeenten): https://jeugdbescherming.jimdo.com/ maar ook https://vechtscheidingen.jimdo.com/wetenschap/briefaangemeenten/ ;

 

Belangrijke stukken zijn te vinden via https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/ ;

 

Aanvullende stukken op https://jeugdbescherming.jimdo.com/tips-en-andere-brieven/ ;

 

Rond wetten en precedenten: https://jeugdbescherming.jimdo.com/wetten-en-regelgeving/ ;

 

Rond wat weg van ouders doet in de psyche: https://jeugdbescherming.jimdo.com/adoptie-en-pleegzorg/ ;

 

En vanaf  https://jeugdbescherming.jimdo.com/adoptie-en-pleegzorg/relativeer-en-onderzoek/ analytische stukken over de dubieuze jeugdbescherming.

 

Meer hoofdstukken in de kantlijn.

 

Zie ook: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/jeugdzorg .

                   Kijk daar ook rond naar meer belangrijke informatie, opdat ge geen juridische speelbal wordt.