De Awb nader beschouwd:

De ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

waarmee ouders moeten werken willen ze hun inzet tonen en bewijs naar de kinderrechter creëren.

De Kinderrechter is geen orthopedagoog noch deskundig!

Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat officieel staat op :  https://wetten.overheid.nl/BWBR0005537/2020-04-15  :

 

Awb1:1 geeft definities van begrippen weer, zoals Wat is een bestuursorgaan.

 

Awb1:2 = Lid 1.  Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

2.  Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.

3.  Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

 

Awb1:3 = Lid 1.  Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

2.  Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.

3.  Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.

4.  Onder beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

 

Awb1:4 = Lid 1.  Onder bestuursrechter wordt verstaan: een onafhankelijk, bij de wet ingesteld orgaan dat met bestuursrechtspraak is belast. {Bij jeugdbescherming geldt precedent LJN BD1113, http://www.wetboek-online.nl/jurisprudentie/ljnBD1113.html ; daar is de kinderrechter ook bestuursrechter en dient als zodanig te toetsen}.

o   2.  Onder hogerberoepsrechter wordt verstaan: een bestuursrechter die in hoger beroep oordeelt.

o     3.  Een tot de rechterlijke macht behorend gerecht wordt als bestuursrechter aangemerkt voor zover hoofdstuk 8  of de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften - met uitzondering van hoofdstuk VIII - van toepassing of van overeenkomstige toepassing is.)

 

Awb1:5 = Lid 1.  Onder het maken van bezwaar wordt verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.

2.  Onder het instellen van administratief beroep wordt verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij een ander bestuursorgaan dan hetwelk het besluit heeft genomen.

3.  Onder het instellen van beroep wordt verstaan: het instellen van administratief beroep, dan wel van beroep bij een bestuursrechter.

 

Awb1:6 gaat over  het in hoofdstuk 2 niet van toepassing zijnde, zoals het opsporen e.d. van strafbare feiten.

 

Awb-hoofdstuk 2:.. gaat over uw verkeer  tussen burgers en bestuursorganen.

 

Awb2:1 geeft aan dat  iedereen zich kan laten bijstaan, liefst met een schriftelijke machtiging als bewijs.  Awb2:2 geeft aan wanneer  een bijstand kan worden geweigerd, en wel schriftelijk; en hierbij zijn juristen, advocaten uitgesloten om te weigeren.

 

Awb2:3 = Lid 1.  Het bestuursorgaan zendt geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld door naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender.

2 .  Het bestuursorgaan zendt geschriften die niet voor hem bestemd zijn en die ook niet worden doorgezonden, zo spoedig mogelijk terug aan de afzender.

 

Awb2:4 = Lid 1.  Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.

2.  Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

 

Awb2:5 gaat over geheimhoudingsplicht.

 

Awb2:13 en verder gaat over elektronisch verkeer. Wees daarin netjes en leg ook op papier vast! Let daarbij op de schriftelijk te verkrijgen (aanvragen!) bepalingen van de organisatie; anders per post! Ga niet appen of chatten, want bewijs maakt men voor een rechter die niet wil puzzelen  met plaatjes tekst. Werk dus netjes, overzichtelijk, officieel!

Geef aan dat uw e-mail-adres uw regelmatig gebruikt en uw regelmatig gelezen e-adres is. Het bestuursorgaan behoort ook per post  te bevestigen (Awb2:14.2). Een bestuursorgaan moet u ook toestemming geven of aangeven  dat ze per mail te bereiken zijn, anders faxt u of stuurt u per post, wat dan officieel is!  Een bestuursorgaan kan een mail dus op bepaalde gronden weigeren, maar deelt dat wel mee.  Zet uw elektronische handtekening (automatische aanvulling van uw naam, adres, etc.) wel aan!

(Uit Awb4:2 = Lid 1.  De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de aanvrager;

b. de dagtekening;

c. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

2.   De aanvrager {u} verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij {u} redelijkerwijs de beschikking kan krijgen {AVG}.

{Doe bij uw aanvragen waarover u een besluit wenst ook copieën bij die uw verzoek ondersteunen en betreffen}.)

 

Hoofdstuk 3. Algemene bepalingen over besluiten

 

Awb3:2 = Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

 

Awb3:3 = Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.

 

Awb3:4 = Lid 1.  Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.

2.   De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

 

Awb3:5 en verder: Advisering.

 

Awb3:27 voor zover van toepassing = Lid 1.  De bevoegde bestuursorganen zenden de door hen genomen besluiten toe aan het coördinerend bestuursorgaan.

2   Het coördinerend bestuursorgaan maakt de besluiten gelijktijdig bekend en legt deze gelijktijdig ter inzage. {Voor verlenging beslistermijn en bezwaar, dan: kijk verder ná Awb3:27!}

 

Awb3:40 en verder: Bekendmaking en mededeling

Awb3:45 = Lid 1.  Indien tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld, wordt daarvan bij de bekendmaking en bij de mededeling van het besluit melding gemaakt. {Dat wordt vaak vergeten!}

2.   Hierbij wordt vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld.

 

Awb3:46 en verder: Motiveringsverplichting (en BvBB).

 

Awb3:46 = Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering. {Denk ook aan BvBB}.

 

Awb3:47 = Lid 1.  De motivering wordt vermeld bij de bekendmaking van het besluit.

2.  Daarbij wordt zo mogelijk vermeld krachtens welk wettelijk voorschrift het besluit wordt genomen.

3.  Indien de motivering in verband met de vereiste spoed niet aanstonds bij de bekendmaking van het besluit kan worden vermeld, verstrekt het bestuursorgaan deze binnen een week na de bekendmaking.

4.  In dat geval zijn de artikelen 3:41 tot en met 3:43 van overeenkomstige toepassing.

 

Awb3:48 = Lid 1.  De vermelding van de motivering kan achterwege blijven indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat. -{Geef bij uw verzoek dus aan dat u het antwoord gemotiveerd wil zien onder de Beginselen van Behoorlijk Bestuur, en geef ‘in belang van het kind’ evt. een koter termijn aan:};

2.   Verzoekt een belanghebbende binnen een redelijke termijn om de motivering, dan wordt deze zo spoedig mogelijk verstrekt.

 

Awb3:49 = Ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. {Vraag dus immer naar CONCRETIE van de eerder gegeven motivering!!!}.

 

Awb3:50 = Indien het bestuursorgaan een besluit neemt dat afwijkt van een met het oog daarop krachtens wettelijk voorschrift uitgebracht advies, wordt zulks met de redenen voor de afwijking in de motivering vermeld.

Awb-hoofdstuk 4: Beschikkingen en aanvragen.

 

{Bestudeert u wat nodig is. Gegevens verschaffen of weigeren, Ontvangstbevestiging, Formulier, Voorwaarden, Mogelijk samenvatten, evt. Horen van aanvrager, Beslistermijnen en overschrijdingen, Dwangsom, e.d. maar ook over subsidie wat n.v.t. is}

 

Awb-hoofdstuk 5: Handhaving  en toezicht.

 

{De gemeente heeft bijv. een toezichtsplicht in Jw2.2 en dat kan mogelijk gebruikt worden}.

 

 

 

Awb-hoofdstuk 6 en 7: Bezwaar en beroep.

 

{Wanneer niet goed gereageerd wordt door het bestuursorgaan, dan  moet u deze hoofdstukken doornemen; ook hier belangrijke voorwaarden e.d.!  Dit is een zeer nuttige mogelijkheid waar hoor en wederhoor gebezigd kan worden.  Ook staan er beslistermijnen en uitstel.  Motiveringsverplichting geldt! Ook kosten: };  

 

Awb7:28 = Lid 1.  Voor de behandeling van het beroep is geen r€cht verschuldigd.

2.   De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In dat geval stelt het beroepsorgaan de vergoeding vast die het bestuursorgaan verschuldigd is.

3.   Indien aan de belanghebbende in verband met het beroep een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt het bestuursorgaan de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.

4.   Het verzoek wordt gedaan voordat het beroepsorgaan op het beroep heeft beslist. Het beroepsorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het beroep.

5.   Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

 

Awb-hoofdstuk 8: Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter {bij jeugdzorg dus iets anders; zie ook hier de uitgebreide voorwaarden!}.

 

Awb-hoofdstuk 9: De basis van KLACHTbehandeling -{de instellingen kunnen een eigen klachtregeling hebben, die er niet te veel van afwijkt; zie de voorwaarden en uitzonderingen! Ook de ombudsman komt aan bod}.

 

Awb-hoofdstuk 10 en 11: https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0005537&hoofdstuk=9&z=2020-04-15&g=2020-04-15 .

 

Uitzonderingsbepalingen:

Uitzonderende bepalingen (Bijlage 1) op https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0005537&bijlage=1&z=2020-04-15&g=2020-04-15 -{Ik vind zowel bij de gemeentewet als rond de jeugdzorg of jeugdbescherming deze niet onder de uitzonderingen*. Echter: }.

 

In Bijlage 2 Awb  staat o.a.:

 

Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan geen beroep worden ingesteld. Waaronder … Jeugdwet (Jw)*:

·       a. artikel 2.3, eerste lid, voor zover in het besluit wordt bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is, als bedoeld in artikel 6.1.2, vijfde lid

·       b. artikel 3.5, eerste lid

·       c. de artikelen 6.1.5, 6.1.6, tweede en derde lid, 6.1.12, vijfde lid, 6.3.1 tot en met 6.3.5, 6.3.7 en 6.4.1.

 

*:  Jw2.3  = Lid 1.  Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden èn het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp {waarbij IVRK art.24 lid 1 prevaleert maar ‘vergeten’ wordt} en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:

o   a.  gezond en veilig op te groeien {zonder gecodificeerde definiëring};

o   b.  te groeien naar zelfstandigheid {dus moeten ouders pedagogische kennis hebben}, en

o   c.  voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,

rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau {vergeet IVRK24.1 niet! Vergelijk met BW1:255 lid 1, dat u als ouders CONCREET moet maken op schrift}.

 

Jw 3.5 = Lid 1.  De gecertificeerde instelling bepaalt of en, zo ja, welke jeugdhulp is aangewezen bij de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Zij overlegt hiertoe met het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft.

Jw-hoofdstuk 6 betreft gesloten plaatsingen.

 

In deze Regeling 2 staat in hoofdstuk 8 onder Overige:  punt 7:  Tegen een besluit op grond van artikel 2.3 van de Jeugdwet kan beroep worden ingesteld bij de kinderrechter binnen wiens rechtsgebied de betrokken gemeente is gelegen {zie https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0034925&hoofdstuk=2&artikel=2.3&z=2020-03-19&g=2020-03-19  }.

 

{Ouders leren hieruit dat ze bij deze punten zich reeds voor en bij de rechtszaken goed dienen te motiveren met bewijs op schrift; daartoe gebruiken ze de Awb en de AVG e.d.!

Ouders dienen dus enige wetenschappen te kènnen om te onderbouwen. Wanneer men overvallen wordt is men te laat, en dat is wetenschappelijk vaak ten koste van de opgroeiende(n).}.

 

Internationaal Verdrag v.d. Rechten v.h. Kind:

 

IVRK art.24 lid 1 =  De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid en op voorzieningen voor de behandeling van ziekte en het herstel van de gezondheid. De Staten die partij zijn, streven ernaar te waarborgen dat geen enkel kind zijn of haar recht op toegang tot deze voorzieningen voor gezondheidszorg wordt onthouden.

 

IVRK art. 24 lid 3:  De Staten die partij zijn, nemen alle doeltreffende en passende maatregelen teneinde traditionele gebruiken die schadelijk  zijn voor de gezondheid van kinderen af te schaffen

{zoals de onverbeterlijke cultuur van de jeugdbescherming die geen rekening houdt met de recente wetenschappelijke bevindingen; het betreft ook de geestelijke gezondheid van kinderen die te vaak bij dwangmaatregelen zonder diagnostieke grond  ‘thuis missen’.}

 

 _o_o_

Dit kan nuttig zijn in voorbereiding van jeugdbeschermingsrechtszaken:

 

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

– hoofdstuk 1 – m.b.t. de G.I. als bestuursorgaan (waar de G.I. zich graag onderuit praat) :

https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0005537&hoofdstuk=1&titeldeel=1.1&artikel=1:1&z=2019-11-14&g=2019-11-14 

 

Awb 1:1 :

·       Lid 1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan:

o   a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

o   b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

·       Lid 2. De volgende organen, personen en colleges worden niet als bestuursorgaan aangemerkt:

o   a. de wetgevende macht;

o   b. de Kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal;

o   c. onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die met rechtspraak zijn belast, alsmede de Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden;

o   d. de Raad van State en zijn afdelingen;

o   e. de Algemene Rekenkamer;

o   f. de (Nationale) ombudsman en de substituut-ombudsmannen…, g. politieke en rechterlijke organen hogerop…, h. veiligheidsdiensten…, i. toetsingscommissies m.b.t. veiligheidsdienst.

#:   {Dus daar valt de G.I. niet onder in zoverre het niet de rechterlijke uitspraak betreft; zie wel Regeling 2, bovengenoemd}.   Etc.

 

Vergelijk de precedent:

 

LJN: BM9884, Rechtbank Roermond , AWB 10/330
Datum uitspraak: 30-06-2010
Inhoudsindicatie: De beslissing te weigeren tot vervanging van de gezinsvoogd over te gaan is niet op rechtsgevolg gericht. De beslissing is gebaseerd op artikel 44, derde lid van het Uitvoeringsbesluit Wet op de Jeugdzorg (UvbWjz). Nu de wettelijke taken in het kader van de ondertoezichtstelling zijn opgedragen aan de gezinsvoogdij-instelling en niet aan de gezinsvoogd, heeft een gezinsvoogd geen zelfstandige beslissingsbevoegdheid. Die beslissingsbevoegdheid ligt formeel bij de instelling en is niet aan de gezinsvoogd gedelegeerd of gemandateerd. De beslissing om de gezinsvoogd niet te vervangen heeft derhalve geen directe invloed op de rechtspositie van de kinderen van eisers of eisers zelf. Daardoor is de afwijzende beslissing niet op rechtsgevolg gericht en is geen sprake van een bevoegdheid om de rechtspositie van eisers of hun kinderen eenzijdig te bepalen. De rechtbank acht ook overigens geen grond aanwezig om een beslissing als de onderhavige als een besluit te karakteriseren waartegen een bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat. De invloed van een dergelijke beslissing op het leven van de met het gezag belaste ouder of voogd is weliswaar groot, maar de rechtbank stelt desalniettemin vast dat het stelsel van de ondertoezichtstelling en de rol van gezinsvoogdij-instelling met tal van waarborgen is omkleed. De wetgever heeft verder op een groot aantal onderdelen van de ondertoezichtstelling en de uitoefening van de voogdij in artikel 8:5 van de Awb, met verwijzing naar de bijlage bij de Awb, beroep op de bestuursrechter uitgezonderd. De wetgever lijkt daarmee een gesloten stelsel van rechtsmiddelen te hebben beoogd en heeft de rechtsbescherming bij de kinderrechter neergelegd. Het beroep is niet-ontvankelijk.

Jeugdzorg: bestuursrecht én civiel recht

 

21/12/2015 - Zorg   (BoutAdvocaten.nl)

 

Sinds 1 januari 2015 valt Jeugdzorg onder het takenpakket van de gemeenten. Daarmee heeft het civiele jeugdbeschermingsrecht de nodige bestuursrechtelijke aspecten gekregen.

 

Een jeugdbescherminginstantie wordt beschouwd als een bestuursorgaan. Wanneer een  jeugdbeschermingsinstantie een (schriftelijke) beslissing neemt, dan wordt daarmee een beslissing gegeven die kan worden getoetst aan de regelingen in de Algemene Wet Bestuursrecht.

 

Dit betekent dat een rechter een beslissing vanuit Jeugdbescherming niet alleen toetst op grond van het civiele recht (boek 1), maar ook moet toetsen op grond van het algemene bestuursrecht. Dit betekent dat een rechtbank in de af te geven beschikking zorgvuldig moet motiveren of de gewenste en voorgestelde (kinderbeschermings)maatregel , zorgvuldig is voorbereid en na een duidelijke belangenafweging tot stand gekomen is. Ook moet zijn voldaan aan de hoorplicht.

 

Het bijzondere is wel dat de toetsing is voorbehouden aan de kinderrechter en dat de toetsing niet is overgedragen aan de bestuursrechter.

 

Door deze wijziging is er ruimte ontstaan om beslissingen op het gebied van de jeugdbescherming breder te laten toetsen dan voorheen mogelijk was.

 

Wanneer u twijfelt over de vraag of een maatregel op de juiste wijze tot stand gekomen is, dan kunnen wij u daarin adviseren. Binnen ons kantoor bestaat er voldoende deskundigheid, zowel op het gebied van jeugdrecht als op het gebied van het bestuursrecht.

 

{Dit komt overeen met de strekking van de CRvB:  LJN BD1113;  dus bij beroep is de kinderrechter tevens de bestuursrechter: inhoudsindicatie: “Rechtsmachtverdeling tussen de kinderrechter als civiele rechter en de kinderrechter als bestuursrechter. Hoger beroep tegen uitspraken van de kinderrechter als bestuursrechter moet worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.”}.

 

https://arno.uvt.nl/show.cgi?fid=136283 (ook over S.A.).

 

https://www.uitspraken.nl/uitspraak/raad-van-state/bestuursrecht/bestuursrecht-overig/hoger-beroep/ecli-nl-rvs-2013-bz3368

 

http://www.het-klankbord.vuurwerk.nl/kind-83.htm :

 

Bij uw verzoeken naar de G.I., voorheen BJz, gelden de hoofdstukken 1 t/m 4 Awb wel.

 

De regeling met betrekking tot de ondertoezichtstelling (OTS) is geplaatst op de zogenaamde negatieve lijst van de Algemene wet bestuursrecht. Plaatsing van afdeling 4 van titel 14 van Boek 1-oud van het Burgerlijk Wetboek op de Negatieve Lijst heeft tot doel de regels met betrekking tot bezwaar en beroep van de algemene wet bestuursrecht niet van toepassing te doen zijn op besluiten van de gezinsvoogdij-instelling die zijn gegrond op afdeling 4 van titel 14 van Boek 1-oud -van het Burgerlijk Wetboek.

Dit houdt dus in dat tegen aanwijzingen en beslissingen tot beëindiging van de uithuisplaatsing geen bezwaar en beroep in de zin van de Awb open staat. De reden hiervoor is dat de ondertoezichtstellingsregeling in het Burgerlijk Wetboek voorziet in een beroepsprocedure bij de kinderrechter -{die dus ook bestuursrechter dient te zijn: LJN BD1113}.

Deze procedure biedt afdoende rechtsbescherming. Bedacht dient te worden dat tegen besluiten van een gezinsvoogdij-instelling die niet gebaseerd kunnen worden op enig artikel in voornoemde afdeling in het BW wel bezwaar en beroep op grond van de Awb open staat.

 

Op de besluiten van de gezinsvoogdij-instelling waartegen geen bezwaar en beroep op grond van de Awb open staan zijn wel de hoofdstukken 1 tot en met 4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit houdt met name in dat de gezinsvoogdij-instelling op een zorgvuldige wijze tot een besluit moet komen.

 

De kinderrechter oordeelt op grond van art. 1:259 BW-oud of de aanwijzing in stand kan blijven. In zijn oordeel betrekt de kinderrechter niet alleen de inhoudelijke kant van de zaak, maar óók de schending van formele vereisten. De toetsing door de rechter aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (BvBB) is gebaseerd op art. 3:14 juncto 3:15 BW-oud.

 

Dit betreft dus geen verzoeken van ouders m.b.t. aanvraag inzage of verzoek tot diagnostiek conform IVRK24.1, het handelen in de zin van regievoering. Daar dient de G.I. wel naar behoorlijk bestuur te handelen, en anders staat de kinderrechter open.

 



Plaatje: Wetenschapper Daniel Weinberger, 2018, vond zelfs schade aan het DNA bij wegplaatsen, wat bij beschermingsmaatregel UHP geschiedt. Waarom de Nederlandse jeugdbescherming dat niet afweegt bij vermeende bedreigingen in de ontwikkeling van het kind, is een raadsel!