Rechtsbescherming  VAAG !

Onderaan een kortere tekst over het gat in de wet waardoor rechtsbescherming tegen de Staat bemoeilijkt wordt.

Politiek van Gevolgen — Instrumentalisme                                                           ¹

Volgens professor Ido Weijers lossen "extra miljarden ... problemen niet op; nieuw plan jeugdbescherming zorgt voor extra problemen. ... Geconcludeerd moet worden dat de jeugdzorg door de transitie in de context van de marktwerking..., ondanks 'geweldige inspanningen' op veel plaatsen (maar ondeskundig!), niet dichterbij maar juist verder van de burger (en het kind) af is komen te staan."

 

Aanleiding van Weijers' observatie was het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming, gevolgd door het Advies Jeugdbescherming in de toekomst.

Hierin wort "versterking" van de rechtsbescherming van gezinnen aangekondigd. Daarmee wordt gedoeld op plannen en voornemens, bedacht om verbetering te brengen in de onder vuur liggende jeugdzorg.

 

Historicus professor Segers benoemt de gebruikelijke reactie van het land op maatschappelijke crises als een 'Politiek van Gevolgen', die niet alleen de politiek in zijn greep houdt, maar ook de critici. "In geval van crises wordt alleen gekeken naar de gevòlgen. (Niet naar de oorzaken en het verleden. Sharon Stellaard vond over decennia dat de jeugdzorgwetgeving enkel in naamgeving veranderde maar niét wezenlijk. Het is alsof iets verborgen dient te blijven).

 

"De oorzaken liggen altijd elders", aldus Segers. Enkele bestuursleden van Jeugdzorg Nederland vatten (in propaganda) de 'gevolgenpolitiek' in de jeugdzorg samen met het treffend aforisme: "Jeugdzorg is een patiënt die geen pleisters meer aankan, maar rijp is voor de operatietafel." (Ze negeerden wetenschappen).

 

Mogen we de crises zoeken in het instrumentalisme van de jeugdbeschermingswetgeving als oorzaak?

 

De codificatie als instrument voor de rechter is hierin vager en vager geworden, zonder dat van internationale rechten concrete begrenzingen werden geaccepteerd door de rechters. (Bijvoorbeeld IVRK24 om degelijk te meten, of https://www.kinderrechten.nl/kinderrechten-vw/artikel-24-gezondheid/ ).

 

De burger komt met een hulpvraag (jeugdhulp) en verzeilt in een beschermingszaak (jeugdbescherming) zonder degelijke inhoudelijke voorlichting of passende diagnostiek. Diagnostisch-ònbevoegde jeugdzorgwerkers maken de dienst uit.

 

De twee domeinen jeugdgezòndheidszorg met geen arts doch jeugdhulp als voorportaal en de jeugdbeschermingsketen raakten in de laatste wetgevingen verstrikt.

 

De ouders staan in deze vervaging van domeinen in ť verdachtenbankje.

In de oude wetgeving (Wjhv) was de rechtsgrond voor 'jeugdhulp' (gezòndheidszorg) geformuleerd als een 'recht op zorg'. Naar de mening van de ontwerpers van de nieuwe, huidige Jeugdwet zou, kort gezegd, van dat recht te 'gemakkelijk' gebruik zijn gemaakt. (De ouders kregen de schuld doch de jeugdzorgwerkers lijken vaak de echte oorzaak.)

"Dit heeft geleid tot overbelasting van de jeugdsector en tot soms lange wachtlijsten (bij de gecontracteerde, vaak te algemene ketenpartners). In dit wetsvoorstel Jw wordt het wettelijk recht op zorg vervangen door zorgplicht voor gemeenten". Niet-diagnostisch-bevoegd. Oorzaak?!                      ¹

 

Deze artikelen naar aanleiding van een concept van Mr. Ir. Peter Prinsen, oud-advocaat.

Dit artikel i.v.m. https://kinderbescherming.jimdofree.com/informatie/inhumaan-jeugdrecht/ .
Vaagheden geven geen houvast aan verweer: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/meer-prinsen.

 


Twee in elkaar vervagende domeinen.                                                                           ²

 

"We hadden een hulpvraag bij jeugdzorg maar verloren ons kind door UitHuisPlaatsing."

Kijken we eerst naar de historie:

 

1954: De 'Voogdijraad' ('Kinderdief') werd vervangen door "Raad voor de Kinderbescherming".

 

1988: Cie Vliegenthart naar aanleiding van "aantal en aard van klachten van burgers over de kinderbescherming die bij de Tweede Kamer zijn binnengekomen ".

Criteria zijn nodig voor rechtszekerheid.*

De gewraakte vaagheid betrof: "De wettelijke grond voor de OTS wordt algemeen als vaag beschouwd =

▪︎ 'de minderjarige groeit zodanig op dat hij met zedelijke of lichamelijke ondergang wordt bedreigd'."

Deze heldere taal werd niét opgevolgd.

 

1990: Cie Gijsbers–Apaisering diende te letten op "de wijze waarop de cliënten worden tegemoet getreden, mede met het oog op de klachten die naar voren worden gebracht".

Aanbevelingen met o.a. deskundigenbevordering, extern deskundigenonderzoek in casuïstiek, recht op contra-expertise!

Niets mee gedaan.

 

1995: Het vaag geachte criterium werd vervangen door het nog vagere ▪︎ "zedelijke of geestelijke belang of zijn gezondheid ernstig wordt bedreigd".

 

2015: Deze vage codificatie werd vervangen door:

▪︎ "ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd".

 

Wat is de begrenzing van de ernst?

Wat is de begrenzing van de ondergang, van het kindbelang, van de ontwikkeling,

waar, op zich, dit in het leven variabelen zònder begrenzing zijn, doch onderwerpen van "eniger máte" zoals in kinderrecht IVRK24 lid 1 staat:

• recht op de grootst mogelijke máte van gezondheid en daarbij horende gezòndheidszorg.... (met onbezwaarde toegang tot die gezòndheidszorg).

(Deze maatstaf gebruikt de jeugdzorgketen níét;

géén gezòndheidszorg!).

 

Waar deze laatste mate niét gerespecteerd wordt door de jeugdbeschermingsketen, mogen we dan nog vertrouwen en dat de máte waarmee de jeugdbescherming meet wel al dan niet een grens overschrijdt?

 

Waar ouders een (diagnostischėr) contra-expertise wensen, evt. naderhand met Rv810a, is het de jeugdbeschermingsketen die dit de rechter ontraadt.

De jeugdbescherming als rechter!

 

De jeugdbescherming werkt namens de overheid.

M.i. is deze ten onrechte, als te laag gekwalificeerd, door de politiek aangewezen als (niet-diagnostisch) 'onderzoeker'.

 

#Rechtsbescherming is een niet-vastomlijnd begrip.

Een definitie is niet in Jeugdwet 1.1 te vinden. In de Jeugdwet wordt het begrip echter wel gebruikt.

In het Memorie van Toelichting bij de Jw in zinswendingen: "De gemeente geeft daartoe een beschikking af met de mogelijkheid van bezwaar en beroep (Awb). Daarmee is tevens de #rechtsbescherming van de burger gewaarborgd."

De indieners (VVD, D66, PvdA) vereenzelvigen rechtsbescherming met formele rechtsmiddelen.

Dat is geen waarborg!

Vaagheid op vaagheid, en de overheid verzet zich tegen klachten en verweer.

Dat is te vaag!                                                                                                                  ²

 

Het gaat om BW1:254-oud , na 2014:  BW1:255 lid 1.

Scrol op http://peterprinsen.nl/HERZIENINGOTS-2011.htm naar genoemd artikelnummer.

 


Rechtsbescherming in jeugdzorg?                                                                             ³

 

We zagen dat #Rechtsbescherming niet gedefinieerd is.

Het moet de burger beschermen waar de overheid ingrijpt over begrenzingen heen.

 

Bijvoorbeeld de jeugdbescherming van of namens de overheid verzoekt UitHuisPlaatsing zonder diagnostisch bewijs, en de lijdelijke rechter geeft daaraan toe.

De begrenzing in EVRM8 (de 'tenzij') en IVRK24¹ (diagnoserecht) worden gewoonlijk overtreden door 'jeugdzorg'.

 

Een definitie is niét te vinden in Jw1.1. De betekenis die de overheid bij het indienen van de Jeugdwet er aan toedeelt, blijkt uit voor jeugdzorg gebruikelijke zinswendingen in het MvT:

 

"De gemeente geeft daartoe een beschikking af mèt de mogelijkheid van bezwaar en beroep (Awb). Daarmee is tevens de rechtsbescherming van de burger gewaarborgd."

 

De overheid wijst dus naar rechtsmiddelen.

Ook al wordt een advocaat gratis gefinancierd, het heeft zelden meerwaarde bij civiele professionele rechters die op geloof in de jeugdbescherming stellen.

De rechter als professional gaat vaak in de fout door internationaal recht te 'vergeten'. Maar gelooft in professionals.

 

Peter Prinsen stelt dat verheldering van dit begrip 3 stappen vergt:

1. Een nauwkeurige en omvattende definitie,

2. Koppeling aan het legaliteitsbeginsel,

3. Hoe het werkt (instrumentaliteit en rechtsbescherming).

 

#Rechtsbescherming (definitie): tegen de overheid betekent dat burgers aan de wet effectief bescherming kunnen ontlenen tegen ongerechtvaardigd ingrijpen in de burgerlijke rechten en vrijheden door een overheidsorgaan in de uitoefening van diens door de wet toegekende taak.

(Hoe vaak negeert een GI het BW1:262!).

Dus: bij 'jeugdzorg' zijn gezinnen de te beschermen burgers. Zij moeten aan de wet effectieve b3scherming kunnen ontlenen tegen ongerechtvaardigde interventie door kinderbeschermings- en jeugdzorgautoriteiten die, in de uitoefening van hun wettelijke taak, de integriteit van hun ouderschap (w.o. BW1:247) c.q. gezinsleven, hun vrijheden en hun autonomie aantasten (denk aan o.a. het EVRM en IVRK).

 

#Legaliteitsbeginsel: Rechtsbescherming postuleert het rechtsstatelijke legaliteitsbeginsel: ieder ingrijpen door een overheidsorgaan in de rechten en vrijheden van de burger moet steunen op een concrete rechtsregel. Het legaliteitsbeginsel is het grondbeginsel van de Rechtsstaat en de verworvenheid van de Verlichting in het bestrijden van willekeurige en onmatige, inhumane machtsuitoefening door de machthebbende instantie jegens de burger.

 

#Instrumentaliteit en Rechtsbescherming (doelmatigheid):

Enerzijds is zo'n rechtsregel het wettelijk instrument dat aan een overheidsorgaan de bevoegdheid toekent om in te grijpen in de rechten en vrijheden van de burger, en wel op de voet van de in die rechtsregel omschreven feitelijke rechtsgrond. Anderzijds moet de burger aan diezelfde rechtsregel de mogelijkheid kunnen ontlenen om zich bij de Rechter te verweren door weerlegging (verweer met bewijs) van die rechtsgrond. Die rechtsregel dient voldoende concreet te zijn dat het gezin zich kan verweren: https://kinderbescherming.jimdofree.com/informatie/inhumaan-jeugdrecht/ !!

 

De jeugdbeschermingsketen voldoet met containerbegrippen en clichés niét aan het leveren van concretie en bewijs. Internationale rechten worden overtreden en afgedekt, ook door rechters: https://kinderbescherming.jimdofree.com/kritiek-van-deskundigen/onderzoek-met-gevolg/wetenschappelijk-rapport-werkelijkheidsvinding/.

Met propaganda houdt de jeugdzorgketen hun 'naam' hoog.

                                                                                                             Vervolg onder plaatje


De rechtsregel heeft twee kanten.                                                                                  

De twee kanten:   #Instrumentaliteit en #Rechtsbescherming.

Rechtsbescherming is uiteindelijk de grond voor het legaliteitsbeginsel.
"De conclusie moet zijn dat Rechtsbescherming en Instrumentaliteit nooit los staat van elkaar gedacht mag worden."
Aldus de rechtstatelijke definitie van Rechtsbescherming.

Effectieve rechtsbescherming vereist dat de rechtsregel weerlegbaar is, dus in feitelijke, controleerbare, weerlegbare termen gecodificeerd, idealiter met zo' min mogelijk ruimte voor interpretatie, beschreven staat.

"Ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd" is niet voldoende weerlegbaar omdat de wettekst niet aangeeft welke feiten, gedragingen of omstandigheden een èrnstige ontwikkelingsbedreiging opleveren. (Zeker zonder diagnose, zonder voorlichting, dat zonder aan hogere beroepscode tot stand kwam, is er geen psychomedisch, pedagogisch specialististisch bewijs).

Het in BW1:255 lid 1 gestelde is een zogenaamde 'open rechtsnorm' oftewel een containerbegrip waaraan iedereen een eigen invulling kan geven of waarin iedereen een eigen grens kan bepalen.
(Zeker waar Cora Bartelink bewees dat die jeugdzorgwerkers voornamelijk afgaan op eigen jeugdervaringen, zonder diagnostische bevoegdheid: https://lnkd.in/ew7z5mK2. En de SKJ-gedragswetenschappers zien tegen hogere beroepscodes in het cliëntsysteem níét, en en gaan slechts – tegen beroepscode in – af op inbreng van horen zeggen, vaak zelfs vanuit derde hand, van ouder of derde via de jeugdzorgwerkers.
Daaruit mag geen feitelijkheid of diagnose gevormd worden!).

Naarmate een rechtsnorm vager is geformuleerd (en in zeer vrije civiele rechtsvinding gebruikt wordt en er niets aangetrokken wordt van begrenzingen uit internationaal recht) is het legaliteitsbeginsel, en daarmee de feitelijke rechtsbescherming zwàkker.

Pijnlijk daarbij komt dat in het Familie- en Jeugdrecht het bewijsrecht niét van toepassing is, zodat, in het huidig recht anno 2023, betwisting van aangevoerde 'feiten' geen doorslaggevende betekenis en dus geen relevantie heeft.
In de praktijk betekent dit, dat de rechtsvinding in het jeugdrecht een subjectieve (diagnostisch-ònbevoegde) grondslag heeft.
De rechter is bij vage rechtsnormen aangewezen op zogenaamde zeer vrije rechtsvinding.
https://lnkd.in/eSwMBr8N .
Hierin wordt ook gewag gemaakt van het grote waarschuwingsbord van Wiarda.

Weliswaar kan een lijdende rechter – die denk enkel ja of neen te zeggen op een verzoek vanuit de jeugdbeschermingsketen – vragen om nadere onderbouwing van gestelde 'feiten', vaak beweringen, of om een rapport van een specialist, met vermelding van diens beroepsregistratie en -nummer, maar niet elk proces neemt deze inquisitoire verdieping.

Maar dan nog: de openheid van de rechtsnorm blijft een methodologisch probleem dat ook door een pedagogisch deskundigenrapport niet opgelost wordt.
Wetenschappen bewijzen dat!                                                                                                

 

[ Wetenschappen: https://kinderbescherming.jimdofree.com/kritiek-van-deskundigen/onderzoek-met-gevolg/wetenschappelijk-overzicht-22/ over gevolgen, die de jeugdbescherming níét afweegt tegenover hun "ernstige beweringen".
Negatie door de jeugdbescherming rekening te houden met de aandachtspunten in: https://vechtscheidingen.jimdofree.com/wetenschap/mythen-bij-jeugdzorgmeten/ .
Negatie ook van de conclusie in: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/oudervervreemding-en-hechting/ conform: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/diagnostiek-nodig-als-nulmeting/ . ]


Waar bewijsrecht niet van toepassing is...                                                                           

De openheid van de rechtsnorm bij jeugdzorgzaken blijft dus, zo zagen we, een methodologisch probleem dat ook door een pedagogisch rapport – van diagnostisch-ònbevoegde jeugdzorgwerkers en een SKJ-gedragswetenschapper die níét zèlf het cliëntsysteem heeft gezien en onderzocht – níét wordt opgelost.*

De methodologisch correcte oplossing luiden, dat de vage rechtsnormen, zoals 'ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd' resp. 'noodzakelijk in het [ongedefinieerde] belang van de verzorging en opvoeding', worden vervàngen door een stelsel (in de wet) van explicietere formulering van feiten en [verifieerbare] omstandigheden die rechtens grond opleveren voor de betreffende maatregel, geïnspireerd door de canonieke definitie. Daar is deskundige begrenzing van belang.

Tegenover de hierboven beschreven rechtsstatelijke canonieke opvattingen van rechtsbescherming tegen de Overheid staat het Instrumentalisme, dat instrumentaliteit en rechtsbescherming als los van elkaar bestaande entiteiten ziet.
Voor instrumentalisten is het recht een dwangmaatregel, een aan een overheidsorgaan in handen gegeven instrument om een maatschappelijk doel te bereiken.

In deze opvattingen betekent rechtsbescherming een variëteit aan aparte, al dan niet wettelijke vastgelegde maatregelen, zoals rechtsmiddelen (hoger beroep of cassatie), kwaliteitscriteria, deskundigenrapporten (met vermelding van beroepsregistratie), [effectievere] klachtenprocedures, richtlijnen (die door deskundigen worden uitgevoerd), en trainingen voor 'waarheidsvinding', wettelijke waarheidsplicht (maximale optimaliteit en volledigheid; Jw3.3), toevoeging van (gespecialiseerde) advocaten of een bijzondere curator aan het kind, enz., enz.!

Máár een gespecialiseerde advocaat of bijzondere curator kàn in het húídig recht bij gebreke van een meer omlijnd toetsingskader (waar de rechters geen voldoende instrumentaliteit hebben om te gebruiken) níét de subjectieve basis van de rechtsvinding doorbreken.
Van een piketadvocaat voor het kind, hoe gespecialiseerd ook, valt geen meerwaarde te verwachten zolang de wet te open normen hanteert en, bovendien, bewijsrecht níét van toepassing is in familie- en jeugdrechtszaken.

Hetzelfde geldt voor richtlijnen voor beter feitenonderzoek als de waarheid er toch niet dwingend toe doet en de rechter, die gebonden is aan de wet en internationaal recht en niet aan richtlijnen, het nog altijd moet doen met de mening van de (diagnostisch-ònbevoegde) kinderbeschermer of SKJ-gedragswetenschapper.

In een recent artikel stelt mr. C. Forder: "Zouden de kinderrechters met een omlijnd toetsingsmodel werken, dan zouden verzoekende instanties weten wat hen te doen staat.*
In honderden uitspraken heeft het EHRM een fijnmazig systeem van regels ontwikkeld over de procedurele en materieelrechtelijke eisen die worden gesteld aan de besluitvorming in kinderbeschermingszaken.                                                                                                                                                          
*:    https://kinderbescherming.jimdofree.com/informatie/analyse-jeugdwet-cforder/ door prof. mr. Caroline Forder.


Het gaat over de vage rechtsbescherming die gezinnen krijgen waar de jeugdbeschermingsketen zo vaag mag insinueren naar de rechter, al te vaak aangedikt en vol onwaarheden (niet-verifieerbare 'feiten', niet-maximale oplossingen voor het kind dat gezien de wetenschappen ook ernstig bedréígd wordt door de uitwerking van de beschermingsmaatregelen).
Prinsen schreef: https://kinderbescherming.jimdofree.com/informatie/inhumaan-jeugdrecht/ .

Dat kan door:

▪︎¹ Omdat de jeugdbeschermingsorganisaties gefinancierd worden op kind in beheer per dag/maand/jaar zonder op effectiviteit te letten (IVRK25) loont het met uitstel, wachtlijsten en 3scalatie het kind in drang en dwang te houden, al blijkt dit verre van gezond! Vergelijk:
▪︎² Financieren op een traject dat effectief afgerond wordt, dus niet per jaar extra, noopt het bestuur om voortvarend en deskundig te werk te gaan.
.• De regering moet de financiële 'perverse prikkel' waar Marc Dullaert het over had in diens rapport "Is de zorg gegrond? " uit 2013 eindelijk afschaffen door alternatief 2 te kiezen, zodat het verdienmodel (bezettingsgraden, marktwerking, miljoenenwinsten) onderuit gaat, het voor kinderen snel gezonder wordt thuis.


Geschiedenis van de 'kinderrechter' en het vervagen.                                                               

Wanneer in de rechtsgeschiedenis van het jeugdrecht is het postulaat van legaliteit, en daarmee van #Rechtsbescherming, tegen de Overheid uit het zicht geraakt?

Honderd jaar geleden, 1 november 1922, werden de maatregelen van kinderbescherming (OTS, UHP) ingevoerd.
Daarvoor, 1901, werd enkel de maatregel "ontzetting uit de ouderlijke macht" notabene stèrk legistisch in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gecodificeerd.
Er waren vijf [concrete] gronden die elk nauwelijks tot geen ruimte boden voor interpretatie.

1922: Het aspect rechtsbescherming tegen de Overheid, dat heden zo gemist wordt, kwam honderd jaar geleden niet expliciet aan de orde.

De keuze om de beschermingsmaatregelen te regelen ìn het Burgerlijk Wetboek -(het wetboek dat au fond rechtsbetrekkingen in civiele [horizontale] rechtsverhoudingen regelt en waarin de Overheid als juridische partij niet in beeld is)- is er wellicht debet aan dat de ogen minder op rechtsbescherming tegen de Overheid gericht waren dan op de (torn) erbarmelijke omstandigheden waarin sommige kinderen moesten leven, afglijdend naar zedelijke of lichamelijke ondergang.

Willen we thans een politiek van gevolgen (boemrangpolitiek) vermijden bij het aanpakken van de crisis in de jeugdzorg (dat géén jeugdgezòndheidszorg is) dan lijkt het noodzakelijk om terug te gaan naar de invoering in 1922 van de maatregelen van kinderbescherming, 100 jaar terug, om te onderzoeken wat er toen is gebeurd.


In 1922 werden de 'beschermingsmaatregelen' ingevoerd, eveneens in BW1. De Memorie van Toelichting op de wet van 1922 vermeldde:
"Het geldende stelsel (Kinderwetten 1901, i.w.tr. 1905) is een stelsel van uitersten. De rechter zal òf van het nemen van eenigen maatregel, de opvoeding betreffende, moeten afzien of onmiddellijk zoo diep ingrijpen, dat de band tusschen het kind en zijn natuurlijken .. opvoeder vrijwel wordt verbroken."

Om dat te voorkomen werd de OTS en de UHP ingevoerd, met als rechtsgrond "zoodanig opgroeit, dat het met zedelijke of lichamelijke ondergang bedreigd wordt," uit te spreken door een nieuwe 'kinderrechter'.

Wat veronachtzaamd is, is dat dit om 2 redenen op gespannen voet stond met het legaliteitsbeginsel:
1. "zedelijke of lichamelijke ondergang" is een vrij vage rechtsnorm*, en
2. niet een vastgesteld feit maar de dreiging daarvan is (als een voorspelling uit een glazenbol).
* Er ontbrak feitelijke specificatie van gedragsmodaliteiten of omstandigheden.

Deze vaagheden zetten zich voort in verdere vernieuwingen van de niet geheel voldoende wet.        


Sharon Stellaard (Boemrangpolitiek ontleed) vond in onderzoek dat 40 jaren de jeugdbeschermingswetgeving niet fundamenteel in praktijk verbeterd is.
Maar in 1898 was er al geluid dat de regering niet serieus nam:


De macht van de jeugdbeschermingsketen...                                                                                  

Voor 1922 had de rechter, weliswaar met concrete codificatie en rechtsnorm, enkel de beschikking over het ontnemen van het ouderlijk gezag.

Met de invoering van de OnderToezichtStelling en UHP in 1922 werd het legaliteitsbeginsel wat losgelaten om de rechter meer vrijheid te geven meer toegesneden een maatregel (toen gezagstop) op te leggen.
Kinderen moesten wel beschermd worden doch niet door de strakke codificatie zovéél.

Het opvoedkundig denken ontwikkelde zich rond 1950.
't Hart, 1978, bij legisme:   "... wel dient de wetgever kritisch te worden gevolgd ten aanzien van de concrete voorziening die hij treft, met name of in specifiek geval het beschermingsaspect niet in tė vergaande mate wordt opgeofferd aan het instrumentele effect."
Met 1922 werden de rechtsnormen meer open, vager.

De #Kinderrechter werd tachtig jaar later uiteindelijk lijdelijk met te weinig invloed om maatwerk te leveren.

Bruning: "De enige manier voor de wetgever om regelingen te treffen voor alle situaties ... is het gebruik van #váge_rechtsnormen en het toekennen van #discretionaire_bevoegdheden aan de instanties die wel in staat zijn in een individueel geval de juiste oplossingen te vinden."
Hier werd niet bij gewezen op de begrenzingen en internationaal recht, zoals kinderrecht op hoogwaardige diagnostiek-therapeutische zorg.

De beschermingsorganisaties kregen een vrijheid van invulling van de maatregel en de vrijheid om dit aan zowel therapeutisch als diagnostisch ònbevoegd personeel over te laten.

De organisaties werden machtige marktwerking-bolwerken die in die vrijheid tégen de rechtsbescherming productie gingen draaien.
De jeugdzorglobby kreeg te veel vrijheden in hun discretionaire bevoegdheden.
▪︎ Géén diagnostische nul-meting, géén inhóúdelijke preventie met voorlichting, géén kinderrechten, géén werkelijk individueel toezicht; — tė véél lobby-macht waarmee voortschrijdende wetenschappelijke inzichten aan de kant geschoven konden worden in het politiek beleid.

Het maatwerk in 1922 om een te veel aan zware gezagsontzettingen te voorkomen, verdween naar onbegrensd drang- en dwangzorg uitoefenen, met tegenwoordig zaken waar geen rechter meer aan te pas komt.
Ouders wordt niét verteld dat BW1:265a bestaat, waardoor ouders, die zonder degelijke preventieve voorlichting onnozel bang zijn (gemaakt) voor de rechter, de fuik inlopen waar ze zònder die rechter met rechtsbescherming, níét uit kunnen komen.

De bezettingsgraden voor de bolwerken zorgen voor smoesmaatregelen tot dwang dat strijdig is met internationaal recht en vaak ook met rechterlijke uitspraken.

Met de 'proeftuinen' (experimenteel vivisectie met kinderervaringen) waar een eigenlijk onafhankelijk onderzoekende RvdK bij zit worden al enige EHRM-arresten overtreden. Zo zijn beschermingtafels rechteloos onder druk van de diagnostisch/therapeutisch ònbevoegde jeugdzorg (dat geen jeugdgezòndheidszorg).

Rechtsbescherming faalt onder vaagheden.                                                                               

 

Vage rechtsnormen en te machtige beschermingsorganisaties met discretionaire bevoegdheden zònder concrete begrènzingen en zònder deskùndig toezicht van de overheid èn de inspecties, veroorzaken ondermijning van de  Rechtsbescherming voor de burger tégen deze overheidsorganisaties:
https://kinderbescherming.jimdofree.com/informatie/inhumaan-jeugdrecht/ .

 


De jeugdbescherming kan de rechter omzeilen!                                                                        

De 'niet-weerlegbaarheid' van de wettelijke criteria, het ontbreken van concrete rechtsnormen, en de eigenmacht, de discretionaire bevoegdheden, van de jeugdbescherming door gebruik van containerbegrippen en clichés, leidt tot een kentheoretisch probleem.

De kinderombudsman Marc Dullaert stelde vast dat "ten onrechte kinderbeschermingsmaatregelen kunnen zijn opgelegd" in diens rapport "Is de zorg gegrond?", 2013.

Het ideaal rond 1922 was gezinnen maatwerk te leveren op basis van pedagogische wetenschap naar de destijds geldende maatschappelijke idealen, die leidden tot loslaten van concrete rechtsnormen. De wet ontbrak codificering.

Dullaert kan diens stelling niet toetsten, en ouders dus ook niet, aan normen, criteria, die houvast geven.
Zo wordt ook bij de #Toeslagenaffaire gevraagd om een 'herbeoordeling' zonder houvast aan feiten.

Erger wordt het met spoeduithuisplaatsingen onder Rechtsvordering artikel 800 lid 3.

Telefonisch kan de jeugdbescherming een spoedmachtiging aanvragen zònder concrete gronden, enkel het containerbegrip "onmiddellijk ernstig gevaar".
Pas na 2 weken, na het voldongen feit dat het kind is weggeplaatst, en het "onmiddellijk" niét meer geldt, is de eis van de rechtsregel in Rv800 een gepasseerd station.
Daar wordt niét achteraf onderzoek naar gedaan.
Hier ontbreekt dus de rechtsbescherming in het geheel.

De #Rechters toetsen niét hoe schadelijk de beschermingsmaatregel is voor het kind (https://lnkd.in/e7pVrYqF).
Men mag vermoeden dat dit traject zeer regelmatig gebruikt wordt door de jeugdbescherming als oneigenlijk traject aangezien er bedenkingen zijn:

● De Inspectie G&J bewees (rapport 2022) dat 100% van alle onderzochte rapportages uit de jeugdzorg niet voldeden. Daarop kan de rechter dus nooit voldoen aan het vereiste in lid 4 van BW1:255.
● De rechter heeft geen diagnostische bevoegdheid om het niveau van een 'deskundigenrapport', zo de jeugdbescherming dat kan overgeven aan de ouders en rechter (zonder echte diagnose volgens niveau IVRK24), op waarde te schatten.
● De rechter trapt in de risicoanalyse van de jeugdbescherming. Mag een risico reeds tot uithuisplaatsing leiden? ť Zou zijn als een verbod op traplopen omdat het risico bestaat te vallen; 'traplopen enkel onder toezicht van Jeugdbescherming'.
● De Rechter toets niet naar gevolg voor het kind (bewezen schadelijkheid UHP)
● De rechter onderkent de invloed van financiering van de GI niét, de bezettingsgraden.

De motie Klein werd aangenomen doch niet ingevoerd:
Bij gebruik van Rv800³ zou er een "onderzoeksrechter", een gespecialiseerd Rechter-commissaris jeugd, binnen 3 dagen ter toetsing dienen plaats te vinden. Dit in analogie met strafrechtelijke inverzekeringstelling, getoetst naar rechtmatige vrijheidsbeneming.
Voor het kind is plotseling weggeplaatst worden naar vreemden, met verbod met bekenden of vrienden te spreken, ernstig traumatisch, en de schadegevolgen zijn wetenschappelijk bewezen.                           

 

Uiteraard zou het internationaal kinderrecht IVRK24 lid 1 erbij behoren te komen kijken:
"1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op het genot van de gróótst mogelijke mate van gezondheid èn op voorzieningen voor de behandeling van 'ziekte' en het herstel van de gezondheid. De Staten die partij zijn, streven ernaar te waarborgen dat géén enkel kind zijn of haar recht op tóégang tot deze voorzieningen voor gezòndheidszorg wordt ònthouden."

Een maatregel wordt immers gevraagd omdat er zorgen zouden zijn….

 

Opmerkelijk: Hoogleraar M. Bruning merkte n.a.v. de vervagende codificering sinds 1922 op dat het artikel BW1:255 (anno 2015, voorheen bekend onder 254) "niet zonder inbreng van pedagogische wetenschappen kan worden geïnterpreteerd ".

Er is niet gecodificeerd op pedagogische maatstaven, dus geen concretie.
Ik bracht kinderrecht IVRK art.24 daartoe reeds onder de aandacht. De jeugdbeschermingsketen doet daar niet aan, noch de rechter.
Volgens mr. ir. Peter Prinsen lijkt de wettekst (die ouders op wetten.nl kunnen vinden) niet meer te zijn dan het in artikel 6 lid 2 IVRK omschreven beginsel "de ontwikkeling van het kind te waarborgen" zonder dat de wetgever dit beginsel concretiseerde in wetgeving, het gebrek aan codificatie, de te vage rechtsnorm!:
IVRK art. 6:
"2. De Staten die partij zijn, waarborgen in de ruimst mogelijke mate de mogelijkheden tot overleven en de ontwikkeling van het kind."

Dit negeren duurt al decennia.


Commentaar op het Reflectierapport van kinderrechters over Rechtsbescherming

Nieuwsbrief KOG – voorjaar 2023

 

Mr.Ir. Peter Prinsen

 

Reflecteren betekent 'in de spiegel naar jezelf kijken'. In het ‘Reflectierapport Familie- en Jeugdrecht’* (februari 2023) erkennen de kinderrechters (pag. 5) dat 'het bieden van rechtsbescherming niet vanzelfsprekend is". * Link op https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Raad-voor-de-rechtspraak/Kwaliteit-van-de-rechtspraak/Paginas/Reflectie-familie-en-jeugdrechters.aspx .

 

Rechtsbescherming is de bestaansreden van de Rechtsstaat. In het Reflectierapport wordt het begrip niét gedefinieerd. Wel komt het woord 'rechtsbescherming' er 48 keer in voor;  het woord 'Rechtsstaat' 0 (nul) keer – alsof die twee begrippen niéts met elkaar te maken hebben. Geen wonder dat het bieden van rechtsbescherming "niet vanzelfsprekend" is.

'Rechtsbescherming', het juridische streefdoel van de Rechtsstaat, wordt in het rapport gereduceerd tot allerlei procesrechtelijke en organisatorische bedenksels betreffende de "toegang tot de rechtspraak". -{Het lijkt dus op propaganda als afleiding}.

 

Wie ziet de reflecterende kinderrechter in zijn spiegel?

Kijkt hij dan de Rechtsstaat in de ogen? De Vertolker van het Recht? Op blz.78 van het rapport wordt die illusie wreed verstoord:

"Open normen maken het in het jeugdrecht mogelijk om maatwerk te leveren in iedere individuele zaak” met het doel "het beschermen van de ontwikkeling van het kind" (pag. 80). Alsof de Rechtsstaat nog moet worden uitgevonden. -{Dat was 1922 ongeveer. Daarna is veel meer vaagheid in de wet gekomen}.

  • Gat in de codificatie der wet BW1:255 en 265b

'Open rechtsnorm' is een contradictio in terminis, een innerlijke tegenspraak.

Als een z.g. ‘rechtsnorm’ open is (interpreteerbaar is door ondeskundigen), dan is het geen rechtsnorm. Het wetsartikel waar het om gaat (o.a. de rechtsgrond ‘ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd', in BW1:255) schuift de beslissing daarover af op het persoonlijk oordeel van de rechter. –{Dus eigenlijk op de insinuatie van diagnostisch òndeskundigen met SKJ-registratie}.

Maar dat oordeel is niet in de wet genormeerd.

 

De grens tussen wel of niet ingrijpen met OTS of UHP staat niet in de wet; alle verantwoordelijkheid ligt bij de rechter die zich niet op de wet kan beroepen (voor afweging), met als gevolg:

"Iedere kinderrechter kent de angst om, na afwijzing van een verzoek de volgende dag in de krant te moeten lezen dat het kind in een greppel is gevonden". -{Oud-kinderrechter mr.dr. R. Bakker in: C. Forder, Rechterlijke creativiteit en de rechten van het kind. 2023 VU}.

 

Het effect: het onderzoek in een OTS-zaak is extreem [insinuatief] risico-gedreven. Geen feit, hoe onbetekenend, onbewezen of overdreven ook, mag onderschat worden; het móet vermeld worden in de Raadsrapportage {nodig voor lid 4 van BW1:255}.  En niet alleen de rechter voelt die angst, ook de rapporteur van Raad vóor de Kinderbeschermer, GI of pedagogisch onderzoeker.

Vaarwel waarheidsvinding, welkom "het zekere voor het onzekere".

 

Kijkend in zijn spiegel ziet de kinderrechter niet de Rechtsstatelijke Vertolker van het Recht,  maar de Staatspedagoog van de Verzorgingsstaat die, mét rechtsmacht, pedagogische beslissingen over kinderen neemt wanneer zijn gedragskundige adviseur meent (of zegt te menen) dat de ouders het niet goed doen. -(Disclaimer:  Er zíjn ouders die ernstig tekortschieten en kinderen voor wie een beschermingsmaatregel te rechtvaardigen is.  Maar omdat de 'normen' open zijn kunnen we niet weten hoe vaak een maatregel gerechtvaardigd is. {Toch is de vraag dan of er diagnostisch is gekeken op advies van wetenschappers}.).

 

Open normen zijn de gáten in het weefsel van de Rechtsstaat. Honderd jaar geleden is zo'n miniem gaatje toegelaten  ("bedreigd met de zedelijke of lichamelijk ondergang" als quasi-norm, maar à la, zo dacht men, in het belang van het kind...).

In een eeuw tijds is dat minieme gaatje ongecontroleerd uitgegroeid tot een kolossaal gat: "ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd"  als pseudo'rechtsnorm',  whatever that maybe.

Door dat kolossale gàt verdwijnen mèt het Rechtsstatelijke badwater ook onze kinderen.

-{De rechtsnorm geeft de jeugdbescherming zònder therapeutische en diagnostische bevoegdheden dus onrechtmatig voor een Rechtsstaat speculatief ruimte om te veel kindobjecten in beheer te nemen, om daarmee subsidie te genereren}.

 

Zoals gezegd, "open normen" zijn geen normen {Het geeft geen houvast af te wegen of men over de begrenzing heen is}.

Sinds de moties Bergkamp van enkele jaren geleden (33.836, 38 en 41) wordt meer en meer getwijfeld aan de 'open normen-theorie' omdat die normen zó open zijn dat rechtsbescherming onmogelijk is. De Toeslagenaffaire is een treffend voorbeeld: het beloofde rechtsherstel (beëindiging van de toeslagen-UHP's) wordt met dezelfde open normen beoordeeld als waarmee die UHP’s destijds zijn opgelegd. Alle toeslagen-UHP's blijken dan per definitie "terecht"... {vanwege dat het niet te meten is, alhoewel kinderrecht IVRK25 wel bestaat}.

 

De Toeslagenaffaire (ruim 2.000 UHP’s excl. ‘vrijwillige’ overtredingen van BW1:265a} is een tipje van de sluier waaronder een veel omvangrijkere affaire schuil gaat: de Open-normen-affaire (ruim 100.000 UHP's).

Op 1 maart 2023 is een massa-claim { massaclaimjeugdzorg.nl }  opgezet van ouders en kinderen die existentiële schade hebben opgelopen als gevolg van deze Open-normenaffaire {niet te verwarren met het beperkter toeslagenschandaal}.

 

Ondertussen betekent het bovenstaande dat niet de rechter, maar de wetgever aan zet is: vervang de open rechtsnormen van de kinderbeschermingsmaatregelen door een stelsel met meer feitelijke concreetheid.

Nadat de wetgever deze taak heeft volbracht kunnen wij met volle aandacht de procesrechtelijke en organisatorische problemen met kans op succesvolle implementatie nastreven. Verandert er niets in de wet, dan zijn al onze plannen en plannetjes {tot verbeteren van ‘jeugdzorg’} gedoemd te mislukken.

 

Een definitie van rechtsbescherming mag na bovenstaande kritiek natuurlijk niet achterwege blijven.

         Ziehier:

 

CANONIEKE DEFINITIE VAN RECHTSBESCHERMING

 

Rechtsbescherming is de bestaansreden van de Rèchtsstaat.

De definitie ervan begint dan ook met de definitie van de Rechtsstaat, zie bijv.

https://prodemos.nl .  De hierop gebaseerde canonieke definitie van rechtsbescherming is geformuleerd als een centraal juridisch ideaal, een streefdoel dat in de wetgeving zo goed mogelijk benaderd moet worden:

1.        Rechtsstaat:

"Het doel van de rechtsstaat is om de burgers te beschermen tegen machtsmisbruik van de overheid".

 

2.   Rechtsbescherming betekent:

- dat de wet, vertolkt door een onafhankelijke, lijdelijke rechter bekleed met executoire macht,

- aan burgers bescherming biedt,

- tegen ongerechtvaardigde interventie in hun burgerlijke rechten en vrijheden,

- door een overheidsorgaan in de uitoefening van zijn door de wet toegekende taak.

 

3.         Rechtsbescherming steunt op het Legaliteitsbeginsel, luidende:

         Ieder ingrijpen door een overheidsorgaan in de rechten en vrijheden van de burger moet steunen op een rechtsregel (de rechtsnorm) die de rechtsgrond bepaalt.

         Het impliceert:

a.       Rechtszekerheids- of Kenbaarheids-vereiste (Lex certa-vereiste): Iedereen, de rechter voorop, moet in een door een overheidsorgaan ingeroepen rechtsregel kunnen lezen welke feiten of omstandigheden de interventie als legitiem rechtsgevolg rechtvaardigen.

b.       Zorgvuldigheidsvereiste  betreft het onderzoek dat aan de beslissing vooraf gaat.

c.       Doelrnatigheidsvereiste : De interventie is alleen dan gerechtvaardigd als en zolang hij doelmatig is, d.w.z. onmiddellijk uitvoerbaar en bewijsbaar waarde toevoegend.

d.       Proportionaliteitsvereiste : De interventie moet zo licht mogelijk zijn in verhouding tot de

aanleiding ervan.

 

Peter Prinsen, maart 2023


-{Aanvulling:
https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/meer-prinsen  om het duidelijk te maken dat normen begrenzingen dienen aan te geven, zodat te meten is of het het normale overstijgt.
De zelfreflectieve rechters voelen aan dat ze het wegen met begrenzingen nalaten, terwijl het VN-kinderrechtenverdrag tot ook een grens aangeeft hoe te meten bij 'zorgen": artikel 24 lid 1, het onbezwaard toegang geven tot jeugdgezòndheidszorg voor diagnostiek en voorlichting en waar nodig hulp.
TjS

 

 

Rechters diskwalificeren ouders (die legaal met BW1:247 en kinderrecht onzet zijn door de onkunde in de macht van insinuaties door de diagnostisch-ònbevoegde jeugdbescherming).

Emoties mogen niet of zouden bewijs zijn?

 

Te vage rechtsbescherming leidt tot onnodige schade en emoties.

 

Het is terecht dat ouders (BW1:247 + IVRK24`) bezorgd zijn waar niet degelijk naar kinderrecht diagnostisch wordt gemeten, wetende dat dit wegplaatsen ernstig schadelijke contra-indicaties kent.

 

Bewezen!:

https://kinderbescherming.jimdofree.com/kritiek-van-deskundigen/onderzoek-met-gevolg/wetenschappelijk-overzicht-22/

Gegevens op deze site mogen gecopieerd worden en gebruikt als productie bij rechtszaken.