Jeugdzorg noemt veel zonder diagnose hechtingsproblemen – Daarop dienen ouders te anticiperen met kennis! Er bestaat immers ‘pleegzorg’!

 

 Jeugdzorg misleidt zonder diagnostiek

 

“Hechtingsproblematiek in pleegzorg- en adoptie-situaties extra ingewikkeld”

 

https://blikophulp.nl/hechtingsproblematiek-pleegzorg-en-adoptiesituaties-extra-ingewikkeld/ :

 

Blik op Hulp –– 3 juni 2019 –– {met nuancerende opmerkingen – TS}:

 

Een ‘veilige gehechtheid’ is van groot belang voor ieder kind (DSM-5).

 

Bij pleeg- en adoptiekinderen staat de gehechtheid om verschillende redenen onder druk.  'Adoptie-expert' dr. Anneke Vinke verzorgde een bijdrage over dit thema op een jaarlijks congres over hechtingsproblematiek. Vooruitlopend daarop interviewde Blik op Hulp haar.

 

Gehechtheid en vertrouwen

 

Relatief veel pleeg- en adoptiekinderen ervaren moeilijkheden in de gehechtheid. {Allen hebben een 'afgestaan-ervaring', wat trauma kan opwekken}.

Vinke legt uit hoe dat komt: “Een pasgeboren kind leert de wereld kennen via zijn of haar ouders. De ouders reageren op signalen van het kind en helpen het kind om zichzelf te reguleren en betekenis te geven aan ‘de wereld’ [het waargenomene]. In dat wederkerige proces van aan elkaar wennen en hechten leert een kind vertrouwen. Vertrouwen dat er iemand komt als het huilt omdat er honger is, omdat er een volle luier is, omdat er buikpijn is of omdat het gewoon even niet lekker in zijn vel zit. Vertrouwen ook dat de ouder die komt er helemaal is voor het kind, het kind kan troosten en kan helpen om weer rustig te worden.

“De ouder vertelt in woorden [en toon]  wat er aan de hand is en waarom het zich niet fijn voelde. Het kind leert omgaan met zowel de emotionele binnenwereld als de fysieke buitenwereld via de relatie met de ouders. Die eerste ervaringen van beschikbaarheid, zorg en aandacht zijn wezenlijk. Het kind krijgt de boodschap dat het welkom is op deze wereld, dat het er mag zijn en een eigen plek mag vinden. Dat er mensen zijn die van de baby houden en er altijd zullen zijn in tijden van stress en spanning”.

 

Adoptie en pleegzorg

 

Maar wat als dat niet zo is?  Wat als ouders {naar beweringen van diagnostisch-onbevoegden in de ‘jeugdzorg’} dit niet [zouden] kunnen? {waar de ouders geen inhoudelijke hulp en voorlichting [hebben] verkregen?}…    “Ouders kunnen om uiteenlopende redenen niet emotioneel of fysiek klaarstaan voor het kind {zoals bij onbekwame ‘hulp’ in jeugdzorg}.  Als iemand bijvoorbeeld ongewenst zwanger is geraakt.  Of als je verkracht bent en dit kind niet wil.  Als het gevaarlijk is een kind te krijgen omdat je bijvoorbeeld niet gehuwd bent [in een bepaalde cultuur] of omdat je op de vlucht bent of zwanger bent van iemand anders dan je man.  Als je ziek of verslaafd bent als moeder.  Als je vast zit in detentie of op straat leeft of als je in een oorlogsgebied woont.  Er zijn heel veel situaties denkbaar waarbij het moeilijk is om je al in de zwangerschap aan je kind te hechten.

 

{En in Nederland komt dit voor bij de jeugdzorg die geen zorg geeft, en niet doorverwijst naar gezondheidszorg, dat wel valt onder de WGBO, en wel voorlicht, wel kwalitatief diagnosticeert, en de juiste ‘therapie’ weet te verstrekken}. 

 

"Dan kan het zijn dat je je niet met je kind kan bezig houden omdat het je nog niet lukt om je eigen leven goed te regelen {maar hierin kunt ge een keuze preventief maken kies ik voor laagdrempelige bemoeizorg met ‘jeugdzorg’ en ‘jeugdbescherming’, of kies ik voor gekwalificeerde gezondheidszorg met hogere beroepsregistraties en -codes?  Nietsdoen is onbekwaam!}.   In zulke situaties kan het zijn dat een kind wordt afgestaan direct na de geboorte [of wat later] {BW1:247, 255 lid 1, 265b,266}.  In landen ver weg of in Nederland {via de gretige jeugdbescherming via de jeugdzorg}.

 

Als een kind geen gezin heeft, is de afspraak dat er een gezin gezocht gaat worden. Dan begint een zoektocht die vaak met overplaatsingen en tijdelijke zorg gepaard gaat. Elke keer wordt een nieuwe opvoedings- en gehechtheidsrelatie aangegaan en dat is lastig. Zeker tot het zo ver is dat er een langdurige plek gevonden is, kan een kind [ook] hierdoor heel erg in de war raken. Er is geen continuïteit, geen voorspelbaarheid en daarmee wordt de wereld onveilig”.

 

Ingewikkeld

 

Overplaatsingen en daarmee gepaard gaande verbroken gehechtheidsrelaties maken adoptie en pleegzorg ‘ingewikkeld’, {zeker voor ondeskundigen in de jeugdzorg}. Nieuwe ervaringen bouwen immers voort op oude en als de eerste ervaringen in het leven niet positief zijn, is het moeilijk om daarop voort te bouwen.  

 

Vinke: “Vergelijk het maar met een toren: als het fundament er niet is of niet compleet is, is de kans dat je hem heel hoog kan bouwen gering. Kinderen die niet vanaf de eerste dag, of beter nog vanaf het moment van conceptie, de boodschap hebben gekregen dat er iemand onvoorwaardelijk voor hen is, die hen de mooiste, liefste, beste baby ooit vinden, vinden het moeilijk om in de wereld een veilige plek te ervaren. Het wordt lastig als je geboren bent na een stressvolle zwangerschap waarbij een moeder zichzelf niet veilig voelde (cortisol!}. Vaak zie je ook dat een moeder eigen problemen had, {wat menselijk is en normaal bij Homo sapiens, en daarvoor bestaat gekwalificeerde hulp}, het leven zelf maar ‘moeilijk aankon’, of dat er te veel moeilijke zaken op het pad van ouders liggen waardoor ze er niet onvoorwaardelijk kunnen zijn voor een kind.

-{Het basisvertrouwen is als los zand; en daarvoor bestaat in de gezòndheidszorg wel specialisten, maar in de jeugdzorg niet! Zonder gezond basisvertrouwen kan zo’n opgroeiende manipulatief gedrag aan de dag leggen, intrigantengedrag. Zulken kunnen makkelijker in de jeugdzorg geraken, ook als jeugdzorgwerker}.

 

Meerdere opvoeders

 

Geadopteerde kinderen in Nederland zijn vrijwel allemaal geboren in het buitenland. Zij hebben lange of kortere tijd ofwel in een pleeggezin gewoond of in een tehuis. {Maar ook de pseudo-adopties, de pleegplaatsingen in Nederland, geven dit psychologisch effect}.  Dit maakt dat ze meerdere opvoeders gehad hebben.

 

“Onderzoek laat zien dat hoe meer opvoeders, hoe lastiger om een veilig model van gehechtheid te ontwikkelen”, stelt Vinke. “Dat is ook wel logisch, want iedere opvoeder doet het weer een beetje anders en daardoor raak je als klein kind makkelijk in de war. Wat je daar ook bij leert, al heel vroeg, is om te overleven. Je overleeft door je eigen weg te kiezen en het zelf te doen terwijl het juist de bedoeling is dat je als kind leert te vertrouwen op volwassenen en via hèn {in hun_levensvoorbeeld} jezelf leert kennen. Veel geadopteerde kinderen èn pleegkinderen houden graag zelf controle, we zien vaak zelfbepalend gedrag”, {en dat zelfs als jeugdzorgwerkers}.

 

Controle

 

Gevraagd naar de levensterreinen waarop zich gehechtheid als een probleem manifesteert, draait Vinke de vraag liever om: “Op welk gebied zie je geen problemen? Aanleiding om bij hulpverleners [of jeugdzorgwerkers]  te komen zijn vaak gedragsproblemen, boosheid of angstklachten of problemen op school. Maar als een kind geadopteerd is of opgroeit als pleegkind moet je àltijd ook de gehechtheidsontwikkeling [diagnostisch] checken. Vaak ligt dat onder de problemen die we zien. Gehechtheid is niet direct zichtbaar, maar gehechtheidsproblemen liggen vaak onder de problemen waar men hulp voor vraagt. Vaak is er een grote hang naar controle:  zelf willen doen.  Dat maakt het uitvoeren van taken, opdrachten thuis en op school lastig want dan bepaalt iemand anders wat je ‘moet’ doen. Er ontstaan conflicten, thuis, op school, met vriendjes.”

 

Prikkels

 

Hechtingsproblematiek {maar ook autisme} wordt nogal eens aangezien voor iets anders. Vinke: “Vaak is er hyperalert gedrag:  je mag immers niets missen. De wereld is niet veilig dus moet je altijd op je hoede zijn. Er kan zomaar iets gebeuren. Informatie en prikkels selecteren is ingewikkeld:  het komt voor dat kinderen overal tegelijk mee bezig zijn. Ze hebben daardoor een korte concentratieboog en zijn snel afgeleid. Deze kinderen krijgen het label ADHD vaak opgeplakt {zeker bij de jeugdzorg} terwijl er onderliggend een gehechtheidsprobleem is.  Ook kan het zijn dat een kind juist heel erg teruggetrokken wordt, zich in een eigen wereld lijkt te bewegen en minder goed contact maakt. Zulk gedrag heeft dan weer wat weg van autisme maar is eigenlijk geen ‘echt’ autisme.  [Diagnostische] onderzoekers spreken dan van ‘quasi autisme’.

 

Sociaal- emotioneel

 

De impact van hechtingsproblemen bij pleeg- en adoptiekinderen beperkt zich echter niet tot de manier waarop zij met prikkels omgaan. “Als er veel nare, traumatische herinneringen zijn {ACE’s}, kunnen die terugkomen in dromen maar ook in beelden overdag”, gaat Vinke verder. “Er zijn dikwijls problemen op school:  zowel met het leren, als sociaal. Als je hoofd vol zit met herinneringen en je de hele dag je best moet doen om controle te houden, lukt het ‘niet altijd’ om nieuwe dingen te leren. Sociaal functioneren is vaak moeilijk omdat ook daar controle een rol kan spelen. Kinderen kunnen worden gepest met hun huidskleur of hun andere uiterlijk {of omdat ze niet thuis mogen wonen, en vooral op scholen doet men moeilijk met de gepeste en meldt men naar het AMHK, onVeilig uiThuis}.  Dat is ingewikkeld.  Soms zie je juist verlatingsangst, wat zich kan uiten in claimend gedrag naar andere kinderen of naar ouders toe {of als jeugdzorgwerker ‘doktertje spelend’ naar gezinnen}, en dat verklaart het afdreiggedrag van jeugdzorgwerkers:  “Als je mij niet gehoorzaamt, meldt ik het kind bij de RvdK”, of “plaatst ik het uithuis”}. Slaapproblemen worden ook vaak gezien. Net als eetproblemen, stelen en weglopen. Bij oudere kinderen zien we ook vaak middelengebruik, gameverslaving en zo kan ik nog wel even doorgaan. Daarnaast komen ook identiteitsvragen veel voor. Adolescenten (of later) stellen zichzelf vragen als ‘wie ben ik?’ en ‘Bij wie hoor ik?’. Maar ook vragen over cultuur, etniciteit en land van herkomst komen vaak voor.

 

Pleeg- en adoptieouders

 

Deze kinderen krijgen dus veel te behappen. Dat betekent ook dat pleeg- en (adoptief)ouders zich daartoe moeten kunnen verhouden. Wat maakt het opvoeden van kinderen met hechtingsproblemen voor hen zo ingewikkeld?

 

Vinke: “Allereerst wil ik opmerken dat ik de ouders die dit aangaan {die deze gezondheidszorg konden vinden}, heel erg waardeer. Het is niet eenvoudig om een kind dat al veel heeft meegemaakt op te nemen [en op te voeden] in je gezin. Je gaat gewoon van hem of haar houden. Maar dan het verleden… Het liefst zou je het verleden wegpoetsen, wil je niet dat je kind dit heeft meegemaakt. Dat zie ik eigenlijk regelmatig. Toch kan dat niet en mag dat ook niet. Dat kan er voor zorgen dat je te toegeeflijk wordt, te veel wilt repareren. Repareren mag, maar alleen datgene wat jij zelf hebt veroorzaakt. Wat vóór de adoptie- of [na de] pleegzorgplaatsing lag, is niet van jou als ‘ouder’. Dat is van dat/je kind. Samen het levensverhaal maken is ook belangrijk. Je kan als ouder alleen maar sámen met je adoptie- of pleegkind dragen wat het tot dan toe alleen gedragen heeft. Belangrijk is het om de emoties een rol te laten spelen en nieuwe betekenis te geven aan wat er gebeurd is. Een kind is niet bij jou gekomen omdat het een ‘slecht kind’ was of omdat het ‘niet goed genoeg voor mijn moeder zorgde’.

 

“Al deze overtuigingen van je kind kun je tegenkomen {en dat zijn kind-interpretaties van diens ‘wereld’, die met specialisten gerelativeerd kunnen worden en verwerkt}. Dat raakt aan verdriet en het grote verdriet dat je niet op kan groeien als kind bij je geboorte-ouders. Om dat samen met je kind zin te kunnen geven en te dragen, moet je een kalm brein hebben. Je mag dan zelf niet heel ernstig van slag raken wanneer je kind akelig gedrag vertoont of nare herinneringen opnieuw doorleeft. Dat vraagt nogal wat”.

 

De functie van gedrag

 

Gedrag heeft een functie. Pleeg- en adoptieouders moeten samen met hun kind nieuwsgierig op zoek gaan naar die functie.  “Het is nooit manipulatief of tegen jou gericht, maar zo voelt het (soms) wel. Zeker wanneer je kind roept ‘jij bent mijn moeder niet!’ en daar dan de nodige – voor de ouder soms nieuwe – scheldwoorden aan toevoegt”, zegt Vinke.

 

“Dat loskoppelen zodat je therapeutisch kunt opvoeden en plezier kunt houden in het opvoeden van je kind is een kunst. Om dat te kunnen moet je je heel goed bewust zijn van je eigen {levensvoorbeeld leven,} gehechtheidsrepresentatie en je eigen triggers. Wat neem je mee uit jouw eigen opvoeding? Welke zaken hebben jou gevormd en heb je daar baat bij of juist last van in het hier en nu? {Wat zit in het onderbewuste verstopt of is geconditioneerd? Wat zit als irreële verwachting in u?}. Als je zelf van veel zaken last hebt, is het zinvol om een paar sessies te doen voor jou alleen als ouder of voor beide ouders als paar. Sommige ouders vinden dat vervelend. Zeker als je met pleegouders en adoptieouders te maken hebt die ‘uit den treure’ gescreend zijn. Toch is het nodig en het is anders wanneer je dat vooraf doet, dan wanneer je samen al een gezin vormt. Samen gezin zijn is àltijd ànders dan verwacht. Juist die onverwachte zaken kunnen het moeilijk maken”.

 

Werkrelatie voorop

 

Waar de ouders met de hechtingsproblematiek van hun pleeg- of adoptiekind te maken krijgen, krijgen hulpverleners {of zijn dat jeugdzorgwerkers zonder therapeutische bevoegdheid?} die bij het gezin betrokken zijn te maken met zowel de problematiek van het kind, als de worsteling van pleeg- en adoptieouders om de opvoeding in goede banen te leiden.

     SANE:

Vinke: “Je werkrelatie {als jeugdzorgwerker, pleegouder of hulpverlener} met deze ouders en kinderen is het belangrijkste. Nieuwsgierigheid, oprechte nieuwsgierigheid hoe het in elkaar zit voor dit kind, voor dit gezin, is cruciaal. Ieder kind is anders. Ieder gezin is anders. Iedere ouder is anders. Adoptie- en pleegzorg vragen altijd maatwerk {met specialisten}. De belangrijkste ‘do’ voor een hulpverlener is dat je een voorbeeld bent voor ouders in de aanpak. Die aanpak is er dan één volgens de principes van Dan Hughes:  SANE – oftewel Speels, Accepterend, Nieuwsgierig en Empathisch.  Wees ook nooit te beroerd om sorry te zeggen als je ernaast zit. Daarmee ben je ook voorbeeld:  je doet iets fout en repareert {en dat komt met ‘defensive bolstering’ zelden voor bij jeugdzorg!}. Kinderen met gehechtheidsproblemen hebben over het algemeen weinig reparatie meegemaakt. De belangrijkste ‘don’t’ is dat je beoordeelt, evalueert en je mening klaar hebt. Probeer dat dus zo weinig mogelijk te doen. Help ouders en kind ontdekken hoe het voor hen zit. Werk altijd samen vanuit gelijkwaardigheid en houd het zo luchtig en speels mogelijk. De inhoud is al ingewikkeld genoeg. {Nogmaals de waarschuwing:  Jeugdzorg is geen [jeugd]gezondheidszorg dat deskundiger voorlicht!}.

 

Straf

 

Een andere ‘don’t’ is volgens Vinke het inzetten van straf {of een ‘beschermingsmaatregel’}. “Straf werkt niet. Nooit”, klinkt het resoluut. “Straf is iets dat wij als volwassenen zelf nodig hebben als een soort van vergelding. Daar leert niemand wat van”.

 

Maar wat doe je dan wel? Vinke: “Als het misgaat:  eerst reguleren, dan de relatie herstellen, dan erover praten en samen bedenken hoe je wat mis ging kan repareren. Natuurlijk moet het hersteld worden maar niet met straf. Het afpakken van een telefoon gaat er bijvoorbeeld niet voor zorgen dat een kind een volgende keer minder brutaal is. Voer liever een gesprek met je puber daarover en een vraag wat hij of zij zou kunnen doen om die harde nare woorden te herstellen. Daarbij denk ik dan aan een ontbijtje op bed of samen in de tuin iets doen, samen een serietje kijken op de bank of samen een spel doen. Probeer iets relationeels als reparatie op te voeren.

 

Classificaties

 

“Wat een hulpverlener {of jeugdzorgwerker/gezinsvoogd} verder zo weinig mogelijk zou moeten doen, is het strooien met DSM-5-classificaties {,het etiketteren van een kind}”, vervolgt Vinke. “Geen enkele is toereikend. Ik kies daarom vaak voor Bessel van der Kolk’s Developmental trauma disorder (DTD). Daarin vind ik heldere aanknopingspunten voor diagnostiek en behandeling bij adoptie- en pleegzorg. DTD spreekt van affectieve en fysiologische ontregeling, disregulering van aandacht en gedrag, inadequaat en ontregeld zelfbeeld , problematische relatievorming en PTSS symptomatologie. DTD  leidt tot beperkingen op gebied van functioneren op school, in gezin, met leeftijdgenoten, ten aanzien van justitie en met betrekking tot gezondheid. {Dat houdt in dat een beschermingsmaatregel naar pleegzorg dus een schadende oplossing is}. Met elk kind en elk gezin kan {door een specialist} vervolgens passend bij het gebied dat je aanpakt een plan op maat (PvA)  gemaakt worden. Daarin wordt bepaald waarmee gestart zou moeten worden met behandeling en wat er ingezet wordt als interventie. Timing en keuzes maak je daarin samen met gezin en breder systeem”.

 

Misverstanden

 

Veel mensen vinden van alles over gehechtheid bij pleegkinderen en na adoptie. Soms komen er op die manier fabeltjes in de wereld over gehechtheid. 

 

Vinke: “Ik kom nog steeds het misverstand tegen dat gehechtheid niet te repareren is {en dat horen we vaak bij jeugdzorg}. Dan wordt er gezegd dat kinderen soms beter af zijn op een groep dan in een gezin omdat ze zich toch niet meer kunnen hechten. Met name dat laatste is zó verdrietig. Kinderen horen nooit op een groep. Een gezin of [bescheiden] gezinshuis is altijd beter. Maar dat neemt niet weg dat het heel moeilijk kan zijn in een gezin. Hulpverleners {en gezinsvoogden} moeten dan wel bereid zijn om daar in te investeren”.

 

Quick fix

 

Het tweede belangrijke misverstand is dat het snel te fixen is met een kort protocol {of BW1:265b en 266}. “Hechten en vertrouwen is een proces”, onderstreept Vinke. Iets dat heel fundamenteel beschadigd is geraakt, heeft veel tijd nodig om te herstellen en vaak ook meerdere soorten interventies. Soms zelfs meerdere ‘rondes’ therapie. Vaak kan je met een korte interventie een mooie start maken maar daarmee ben je er nog niet helemaal. Soms zijn meerdere interventies nodig, in combinatie of na elkaar. Trauma-behandeling moet ook altijd overwogen worden. Gehechtheid is zo fundamenteel en ook heel plastisch:  er is altijd hoop en er is altijd een stap te zetten in de goede richting”.

 

Trauma

 

Wat iedere ‘hulpverlener’ over gehechtheid zou moeten weten, is volgens Vinke dat er een belangrijke relatie is tussen gehechtheid en trauma. “Gehechtheid is het fundament, en trauma en gehechtheid gaan bijna altijd hand in hand. Waar breuken in de gehechtheidsrelatie zijn {zoals bij uithuisplaatsen}, is vaak {institutioneel en} relationeel trauma. Waar {institutioneel en} relationeel trauma is, is maatwerk {op niveau van kinderrecht IVRK artikel 24 lid 1}  nodig.

 

“Gedrag kan misleidend zijn. Eenvoudige gedragsinterventies inzetten kan verleidelijk zijn, maar mijn advies is om dat niet te doen. Probeer altijd om trauma- en gehechtheidssensitief te werken. Zorg dat je er veel over leest en laat je echt breed scholen op dat gebied {op niveau arts}. In het contact moet je er altijd vanuit gaan dat het gedrag van kinderen niet tegen jou gericht is. Dat het ooit een functie had en dat je bereid moet zijn om achter het gedrag te kijken. Hoe naar of beschadigend dat ook is. Een kind dat vloekt, tiert, schopt en slaat doet dat niet tegen jou. Gebruik de SANE-principes om erachter te komen wat het kind dan wel wil en nodig heeft. Verder vraagt het werken met deze kinderen en gezinnen van jou als hulpverlener een lange adem. ‘It takes an experience to antidote an experience  zei een van mijn opleiders ooit’. Dat betekent in deze context dat betrouwbaarheid en continuïteit heel belangrijk zijn. Na jaren terug kunnen komen hoort daar ook bij”.

 

Eigen gehechtheid

 

Ten slotte wijst Vinke op het belang van de eigen gehechtheid van hulpverleners, die zij onherroepelijk meenemen in hun werk. “Veel  ‘hulpverleners’ {uit de ketenpartners van jeugdzorg, nauwelijks gezondheidszorg te noemen} zijn in de woorden van David Wallin  wounded healers’, en daar is op zich niets mis mee. Maar als je dat niet van jezelf weet, kun je niet optimaal het kalme brein zijn voor ouders en kind.

 

“Níémand is helemaal vrij van ‘attachment wounds’ zouden mijn opleiders zeggen en dat is ook zo. Wees daar eerlijk over naar jezelf en zorg dat je dat zo veel mogelijk doorgewerkt hebt. Wees je ook bewust van de chemie tussen jou en je cliëntsysteem:  een vermijdende therapeut of begeleider met een vermijdend oudersysteem kan jarenlang doorgaan zònder ooit iets te bereiken {en dat is duur aanmodderen in de jeugdbescherming zonder zorg!}. Dat moet meer aandacht krijgen in opleidingen en in nascholingen. Dus ook daar begint het bij de gehechtheid. Er is geen theorie meer fundamenteel dan de gehechtheidstheorie. Laten we hem dus ook zo honoreren en behandelen”.

 

Op dat jaarlijks congres over hechtingsproblematiek heeft Anneke Vinke gedurende een uur stilgestaan bij de bijzondere betekenis die gehechtheid krijgt in pleegzorg- en adoptie-situaties.

 

Dr. Anneke Vinke

Anneke Vinke is vrijgevestigd GZ-psycholoog, kinder- en jeugdpsycholoog en orthopedagoog.  Zij ziet in haar bovenregionale praktijk zowel individuele jeugdigen, ouder-kind koppels als volwassenen. Ze specialiseerde zich in adoptie (promotie 1999), pleegzorg, trauma en gehechtheid. Op verzoek doet ze casusconsultatie en (forensisch) diagnostisch onderzoek, dit laatste via het NIFP. In haar therapieën combineert ze (elementen) uit dyadic developmental psychotherapy (DDP), Theraplay, EMDR en sensorimotor psychotherapie (SP).

 

 ___________________________ 

{Vinke heeft niet zo goed door hoe de jeugdzorg werkt, dus denk mee!

Jeugdzorg leidt regelmatig door naar jeugdbescherming, in drang- of dwangzorg, zonder zorg, en zelfs BW1:262 lid 3 en lid 1 wordt vaak in de jeugdbescherming genegeerd naast het kinderrecht in IVRK24 lid 1.

Vandaar onderstaande plaatjes}.

 

https://kinderbescherming.jimdofree.com/kritiek-van-deskundigen/onderzoek-met-gevolg/wetenschappelijk-rapport-werkelijkheidsvinding/  voor een overzicht van juridische en ontwikkelingspsychologische wetenschappen die de overheid en rechters negeren.   Zie ook: https://jeugdzorgwetenschap.jimdosite.com/wetenschap-bevestigt/ :