Voor wetenschappers en rechters:

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

 

“Aanvaardbare termijn” na 

 

 uithuisplaatsing van kind:

 

De Hofbar (08-12-2021):  https://www.npostart.nl/de-hofbar/07-12-2021/POW_05147976 .

Extra met een G.I.: https://www.youtube.com/watch?v=gLEm_QDMmMU (met grote onzin of propaganda).

 

Ouders kunnen worden voorgelicht, ook qua wet(teksten) op sites zoals: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/wetten-en-regelgeving/bw-awb-rv-regels/  of via www.wetten.nl (dat is te onthouden). (De gelinkte jimdofree-sites zijn vaak voor ouders, voor het voorlichtende doel, geschreven, maar wetenschappers en juristen kunnen daar veelal  bron en vertaling  vinden).

 

 Aanleiding eerst:

 

DOEL

 

Het dóél van BW1:255 lid 4 (“De kinderrechter vermèldt in de beschikking de CÒNCRÉTE bedréígingen in de ontwikkeling van de minderjarige alsmede de daarop afgestemde duur waarvoor de ondertoezichtstelling zal gelden.”) wordt gemist door ouders in de uitvoering door de G.I die artikel BW1:262 dient uit te voeren tot het 'voortvarend oplossen van de vermeende bedreigingen van de ontwikkeling van het kind' (of verder diagnostisch onderzoek). We raden - tussen haakjes - ouders aan met de Awb te werken naar het bestuur om tot uitvoering te verzoeken, want ouders worden zelden inhoudelijk voorgelicht.

In BW1:255 lid 1 staat wel in sub b: "de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen," maar dat zegt ouders zonder codificatie niets.*

 

Er moet dus VOORTVAREND gewerkt worden naar een OPLOSSEN van die ‘bedreiging van de ontwikkeling van het kind’ (dat is wettekst in lid 1 van BW1:255)!

 

De jeugdbescherming hanteert vage begrippen zoals ‘onveiligheid’ of 'G.I. heeft geen zicht') zodat ouders weinig houvast hebben om zelf tot een concrete oplossing te komen. Door met BW1:262 te werken, kan of mag er niet eerst 'onthechtend' gewerkt worden.

 

Lid 3 van BW1:262 luidt:De gecertificeerde instelling bevòrdert de gezinsband tussen de met het gezag belaste ouders of ouder en de minderjarige.  

 

Dat is verantwoord om te vermijden prejudicieel te handelen als jeugdbeschermer.

 

Lid 1 van BW1:262 geeft ouders een recht, en het is de taak van de G.I.:  De gecertificeerde instelling houdt toezicht op de minderjarige èn zorgt dat aan de minderjarige èn de met het gezag belaste ouders HULP EN STEUN worden geboden opdat de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige, bedoeld in artikel 255, víérde lid, binnen de duur van de ondertoezichtstelling worden weggenomen. De inspanningen van de gecertificeerde instelling zijn erop gericht de ouders of de ouder zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen te laten dragen.” De jeugdbescherming wijst vaak de verzoeken van de ouders (Awb) ongemotiveerd af, wat rechtsonzekerheid geeft.

 

De band mag dus niét prejudicieel afgesneden worden...

 

Hulp en steun, dus ook goede passende VOORLICHTING. Een gebrek is dat de jeugdbescherming dit niet officieel vastlegt om bij de rechter hun beweringen aan te tonen! Ouders willen (met de Awb voortvarend werkend) antwoord om dat lid 3 uitgevoerd te krijgen, om de hechting, eigenlijk de gewenning aan de vertrouwde omgeving en familie, níét te laten verlopen. (De Awb in het kort: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/wetten-en-regelgeving/bw-awb-rv-regels/awb-in-zicht/).

 

Ook waar ouders Rv810a lid 2 bij de rechter gebruiken om tot diagnose en valide hulptraject te komen, wordt vaak getorpedeerd door de jeugdbescherming, waarbij de vraag rijst hoezo?!  Ouders mogen naar wet opkomen voor het kinderrecht: 

BW1:247: lid

1. Het ouderlijk gezag omvat de plícht en het rècht van de ouder zijn minderjarig kind te verzòrgen en op te voeden.” “2. …. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.” “3. Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.”

Wetenschappelijk blijkt dat de contra-indicaties bij een beschermingsmaatregel ‘vernederend’ genoemd mogen worden waar er niet voortvarend en aantoonbaar aan BW1:262 wordt gewerkt. Ouders mogen zonder dat dit strijd genoemd wordt door de jeugdzorg opkomen voor genoemd artikel 24 lid 1 van het kinderrechtenverdrag.

 

Lid 3 zegt dat beide ouders ervoor moeten zorgen dat het kind geen loyaliteitsconflicterende signalen krijgt, noch verbaal, noch non-verbaal of in uitstraling van een ouder.

Het is belangrijk dat ruziënde of scheidende ouders direct beiden de training van Villa Pinedo (https://training.villapinedo.nl/) ontvangen met de voorlichting dat dit ten gunste van hun kind is en dat daarna er beter gemeten kan worden welke keuze elk der ouders heeft gemaakt, opdat een beschermingsmaatregel niet nodig of snel weer beëindigd kan worden.  (Dit geeft ook een grote bezuiniging wegens dan effectiever en preventiever werken).

 

Licht ouders ook voor dat de Wet op de burgerlijke Rechtsvordering met o.a. Rv810a  bestaat, want bewustmaking is belangrijk: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/wetten-en-regelgeving/bw-awb-rv-regels/rechtsvordering/ . (Zo staat daar in lid 2:In zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen òf de beëindiging van het ouderlijk gezag òf van de voogdij, benoemt de rechter op verzoek vàn een ouder en na overleg met die ouder een deskundige, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.”

 

Het laatste zinsdeel wordt vaak misbruikt door de jeugdbescherming om niet tot een meer valide inzicht te komen ter optimalisatie van het hulptraject, terwijl het een kinderrecht is, dat in de tweede volzin van genoemd lid 1 “onbezwaarde toegang” noemt. Het is dan ook handig dat ouders al een beoogde specialist kunnen voorstellen, met beroepsregistratie en adres, zodat er geen tijd voor het kind verloren gaat.

 

Aanvaardbare termijn?

 

Aangenomen cliché:

Het begrip van de 'aanvaardbare termijn' lijkt niet goed onderbouwd te zijn vanuit de psyche van het kind. Het kan concreter beter gemeten worden per case.

 

Een kind zou 'gehecht zijn geraakt aan de pleegsetting', wat goed is maar niets zegt over de (ook prenatale) hechting bij eigen ouders. Immers BW1:262 lid 3 voorziet op het behoud en het ontwikkelen van de hechting aan de eigen ouders. Er bestaan hechtingstherapieën, genoemd in FJR2012/95. En ouders moeten dus hulp en steun zijn aangereikt. De klacht is dat ouders er te vaak zelf voor moeten zorgen, ook qua kwaliteit en volgbaarheid.

 

Een kind zou lijden aan diens juridische status, alsof een kind een jurist is die dat doorheeft... 

 

Het begrip 'aanvaardbare termijn' lijkt geïnspireerd op axioma's zoals die op  https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/valse-stemvankind (Weterings). De in propaganda vanuit de jeugdbescherming vaak gehoorde aanname dat alle ouders in de jeugdzorg per definitie 'ontspoorde ouders', 'pedagogisch onbekwame ouders' zouden zijn, zonder inhoudelijke preventieve voorlichting en ondersteuning van een diagnostisch-therapeutisch specialist, is een grove misleiding naar ouders, naar politiek, en naar rechters! Die definitie over jeugdzorgouders is een diskwalificatie die niet wetenschappelijk bewezen is, zowel in het algemeen als individueel; daar gaat de discussie rond de uithuisplaatsingen n.a.v. de toeslagenaffaire ook over.

 

Vaak verkrijgen ouders niet het hele dossier, ook al gebruiken ze de Awb en de AVG om het volledige dossier conform het McMichael-arrest te verkrijgen; de jeugdbescherming overtreedt dan te vaak dit arrest van het EHRM.   Hoe kan je als rechter afwegen of ouders houvast hebben het Plan van Aanpak en het hulptraject voor hun kind te bewaken en de bedreiging op te lossen? Dat willen ouders vaak naar kinderrecht en BW1:247.

 

Ouders ondervinden te vaak in de keten cognitieve dissonantie. Dat staat rechtsvinding in de weg.

 

Er wordt zelfs beweerd in de keten dat deze 'aanvaardbare termijn' in de wet staat. Een richtlijn, nota bene uitgevoerd door diagnostisch onbevoegden, past zelden goed op een individuele zaak en kan geen wet zijn (geworden).

 

Toepassing van die richtlijn strijdt dan ook met artikel 25 van het kinderrechtenverdrag; “De Staten die partij zijn, erkennen het recht van een kind dat door de bevoegde autoriteiten uit huis is geplaatst ter verzorging, bescherming of behandeling in verband met zijn of haar lichamelijke of geestelijke gezondheid, op een periodieke evaluatie van de behandeling die het kind krijgt en van alle andere omstandigheden die verband houden met zijn of haar plaatsing.”

 

Elk woord is belangrijk, waaronder (BW1:255) “tot een beslissing… kan leiden… in het belàng van het kind…”. De recente wetenschappelijke inzichten  zouden meegewogen moeten worden of de vermeende bedreiging door de jeugdbescherming, zonder dat er een diagnose ligt, wel voldoende ernstig zijn ten opzichte van de wetenschappelijke bevindingen. Geef ouders die kennis. Om het belang van korte uithuisplaatsingen, voortvarend werken aan het oplossen èn diagnostisch onderzoek te ondersteunen.

 

Op https://kinderbescherming.jimdofree.com/kritiek-van-deskundigen/onderzoek-met-gevolg/wetenschappelijk-rapport-werkelijkheidsvinding/ staan knelpunten bij de rechtsvinding, zoals het niet-kennen van de beknopte site:  https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/wetenschapvoorbeleid .

 

Waar een kind kan hechten aan een pleegsetting kan het kind ook aan derden, dus ook aan de eigen ouders hechten of wederom gewennen; zeker onder echte deskundigheid of zelfs geëigende hechtingstherapie. Is er wel deskundig gemeten of het uithuisgeplaatste kind werkelijk gehecht is aan de pleegsetting of reeks aan pleegsettingen wegens de vaak voorkomende overplaatsingen? Dàt verzwijgt de G.I. graag, dus is dit een aandachtspunt.

 

Dat hechten kan met zo nodig therapie (FJR2012-95; Bijv.: Behandelvormen van A. Thoomes-Vreugdenhil).

 

Onveilige gehechtheid is geen ziekte die de jeugdzorg aankan doch heeft gespecialiseerde therapie nodig [F. Juffer].

 

Familierechtbanken bevinden zich in een zeer uitdagende positie, ook t.a.v. hechting – aldus 70 onderzoekers in 2019 in hun conclusie. “Het is van het grootste belang dat gezinnen {zorg, voorlichting en} steun krijgen om goede zorg mogelijk te maken, en dat de continuïteit van de zorg niet in gevaar wordt gebracht zonder dat daar gegronde redenen voor zijn.  

 

Bovendien hebben wij betoogd dat, hoewel uithuisplaatsing van kinderen sòms gerechtvaardigd is, er grote risico's  verbonden zijn aan het verbreken van hechtingsbanden. …

 

Veel gehechtheidsonderzoekers zijn daarom van mening dat gehechtheidsclassificaties niet gebruikt mogen worden als leidraad bij de besluitvorming over voogdij en kinderbescherming die zich in plaats daarvan zouden moeten richten op zorggedrag.” Daar zijn specialisten voor nodig wegens de hechting.  

 

Dus:

 

Pleegkinderen kunnen ook na vele jaren hechten of gewennen aan thuis, bij eigen ouders, ook in het belang van de identiteitsfase, waarover prof. René Hoksbergen  zei dat dit welhaast een even fundamenteel kindbelang is dan de hechting:

 

De laatste decennia wordt het ons allemaal steeds duidelijker dat mensen die niet opgroeien bij hun biologische ouders daarin psychische zin erg veel moeite mee hebben. Velen blijken jarenlang te worstelen met dit belangrijke aspect in hun leven, met deze ontbrekende kennis. Het populaire televisieprogramma Spoorloos laat dit al lang zien, en uit de adoptiepraktijk en wetenschappelijk onderzoek is dit meer dan duidelijk geworden.”

 

Het veelgebruikte cliché van 'gehecht aan pleegouders' is een ‘halve waarheid’: er wordt bij de uithuisplaatsing geen rekening gehouden met de hechting, en er wordt niet specialistisch daartoe gediagnosticeerd, en na de uithuisplaatsing ondervindt elk pleegkind gemiddeld vier overplaatsingen waarbij die hechting opeens ook niet speelt.  Het terugplaatsen wordt daarentegen bezwaard met het cliché, ondanks dat er specialisten en therapeuten bestaan.

 

Daarenboven moet hechting naar wet behouden blijven aan de eigen ouders (BW1:262), uiteraard ook met het oog op het latere belang van de identiteitsfase.  Waar er geen hechting heette te zijn, al is die er reeds prenataal, dan kan er therapeutisch gewerkt worden (iets dat de jeugdbescherming te vaak nalaat).

 

Tj.W. Strubbe

 _______________

*: BW1:266 kent ook de ‘aanvaardbare termijn’, maar voor ouders is dat te weten te laat! Ouders worden regelmatig niet goed voorgelicht blijkt uit de praktijk.

 

https://jeugdzorg-darkhorse-plus.blogspot.com/2021/07/jeugdzorg-veel-erger-en-schandelijker.html over het voor ouders vaak geheime ‘perspectiefbesluit’, waar dus het cliëntsysteem niét diagnostisch is gezien noch onderzocht naar de hogere beroepscodes van BIG-arts+,  NVO of NIP.  

(SKJ behoort slechts tot het sociaal-maatschappelijk domein zònder diagnostische of therapeutische bevoegdheid bij de jeugdzorgwerker).

 

BW1:266 :

1. De rechtbank kan het gezag van een ouder beëindigen indien:

a. een minderjarige zodanig opgroeit -{hoe?}- dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niét de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat is te dragen bìnnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of

b. de ouder het gezag misbruikt. –{Dit wordt zelden bewezen, doch de rechter kijkt zelden naar het bewijs dat de ouders zwart op wit aanleveren, zodat de vaagheid van de eis van dit artikel versterkt wordt. Beweringen en samenvattingen door de gezinsvoogdij worden als 'professioneel' aanvaard zonder de realisatie dat ook de slager en de monteur professioneel zijn}-.

2. Het gezag van de ouder kan ook worden beëindigd indien het gezag is geschorst, mits aan het eerste lid is voldaan.

 

-{ Dus veelal wordt het beweerd doch niét bewezen, zwart op wit, door een deskundige met hogere beroepsregistratie.

 

In Jeugdwet hoofdstuk 6 (Jw6.1.2.6) wordt voor een ingrijpende gesloten plaatsing wel de eis gesteld dat een gedragswetenschapper, nogwel zonder aan hogere beroepscodes te hoeven voldoen, voor het jeugdbeschermingsverzoek een instemming heeft geschreven, waar de jeugdige met het oog daarop kòrt tevoren door de gedragswetenschapper, liefst op niveau van IVRK art. 24 lid 1,  onderzocht is.

 

Voor een ook in de identiteit ingrijpende beslissing van 'ontouderen', het gezag beëindigen, zou het artikel Jw6.1.2.6 ook dienen te gelden, waar rechters geen oog hebben voor internationaal recht, ondanks het bestaan van artikel 24 lid 1 IVRK. Tevens zijn ze geen orthopedagogen en zullen veelal de recente, ònafhankelijke wetenschappelijke inzichten over de schadelijke kant van een beschermingsmaatregel niet kennen; een beknopte bloemlezing staat op https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/wetenschapvoorbeleid  .       (Hieronder nog enige aanvullingen).

_________________________________________________________________

Dit – over het kwalijk gebruik van de “aanvaardbare termijn” – staat voor ouders ter voorlichting ook op:

https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/aanvaardbare-termijn-rechtelijk/  naast daar.

 

Rechters hebben houvast nodig, zwart op wit, dus, ouders die dit lezen, maak bewijs. Opmerkelijk is de notitie op   https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/de-stropop-redenering-p-prinsen/kwaliteit-van-rechters/  Mr. Ruth de Bock, 2022).**

 

Het is ouders door ouderorganisaties aangeraden om belezen te raken en de wetten te kennen tot gebruik, om vage rechtsvinding met het werken aan het oplossen meer houvast te geven. Gewenst is dat ouders de Awb en de AVG, en het McMichael-arrest leren kennen en gebruiken omdat dossierinzage en voorlichting nogal eens falen.  Op de huidige jeugdbescherming is niet vaak te vertrouwen waar er niet voortvarend en concreet gewerkt wordt aan het oplossen van de bedreiging die zij zeggen te zien.

Ouders kunnen beter dit stuk in hun producties geven aan de rechters ter herinnering.

 

 Advocaten: https://www.nporadio1.nl/fragmenten/nieuwsweekend/ba663ceb-8615-4f18-a371-d43a78f2974d/2022-03-26-door-toeslagenaffaire-uit-huis-geplaatste-kinderen-nog-steeds-niet-terug . Zorgelijk!

 

De door kinderombudsman Marc Dullaert in 2013 genoemde financiële 'perverse prikkel' (pagina 93) lijkt oorzaak te zijn van dit nog niet inhoudelijk opgeloste knelpunt waardoor de gezinsvoogdij slecht voorlicht als 'hulp en steun' aan het gezin (BW1:262).

 Zie reactie prof. Dijkshoorn:                                  

**: Het is uit wetenschappen duidelijk dat de rechter vaak ondermaats beslist om tot een uitspraak te komen. Bewijs in deze uitspraak:

In de precedent op https://www.split-online.nl/kennisbank/uitspraken/48739?token=d2511fe57561ab6319cd9606c3aa515c  met inhoudsindicatie:

"In rechtspraak wordt wisselend geoordeeld over mogelijkheid kind om via informele rechtsingang te vragen of gezag ouder (in dit geval vader) kan worden hersteld. Rechtbank vindt dat kind daarin niet mag worden belemmerd. In Nederland wordt onvoldoende tegemoetgekomen aan internationale en voor ons land geldende 'standaarden', zoals IVRK en EVRM. In WODC-rapport wordt bovendien geconcludeerd dat voor kind onduidelijk is wanneer het wel en niet gebruik kan maken van informele rechtsingang,"

wordt erkend dat 'standaarden', het prevalerend internationaal recht in IVRK (zoals art. 24 lid 1) en EVRM (zoals art. 6 en 8), onvoldoende worden nageleefd.

 

Het 'ondersteuningsteam' stelt de hier behandelde 'aanvaardbare termijn' ook ter discussie.

De jeugdzorg lijkt die te misbruiken. Het is geen uit de wetenschap onderbouwd begrip.  Waarschijnlijk is dat begrip in BW1:255 lid 1 gekomen d.m.v. invloeden uit de jeugdzorglobby om te gebruiken zoals de praktijk laat zien in de toeslagenaffaire, met gevolg die blijvende voogdij, dat met BW1:266 lang subsidie opstrijkt, want hoe komt het anders in de wet? Drogredeneringen zonder de wetenschap, zelfs tegen wetgeving (BW1:262) in,en niet gerelateerd aan de feitelijke wetenschappen, kunnen zeer ongezond zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit waarzeggers-instrument zou niet

bij 'zorg aan kinderen' gebruikt mogen

worden bij de rechtsgangen.