Het wetboek van burgerlijke Rechtsvordering staat op https://wetten.overheid.nl/BWBR0039872/2021-07-01 :

 

Het begin van Rv gaat over de voorwaarden waaronder er rechtsmacht is.

 

Vanaf artikel 15 gaat het over enkelvoudige en meervoudige kamers.

 

Vanaf art. 19 vindt men de Algemene Beginselen voor procedures.

We geven (anno 2021) de meest praktische artikelen uit Rv voor potentiële OTS-ouders:

 

Rv21: Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. –{Ga niet defensief doen, doch verzoek aanvullend met uw onderbouwing en bewijs. Rv149)}.

 

Rv22a:  lid 1.   De rechter kan, indien de vrees bestaat dat kennisneming van stukken door een partij haar lichamelijke of geestelijke gezondheid zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. –{Deze leden zijn uitzonderlijk!}.

2.   De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de persoonlijke levenssfeer van een ander onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen.

3.   De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. Artikel 1019ib, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

 

Rv22b:  De rechter kan door partijen verschafte gegevens en bescheiden buiten beschouwing laten indien zij op zijn verzoek niet aangeven ter toelichting of staving van welke stelling de gegevens of bescheiden zijn bedoeld en welk onderdeel daartoe van belang is. –{Dus motiveer uw producties in uw verzòèkschrift}.

 

Rv23:  De rechter beslist over al hetgeen partijen hebben gevorderd of verzocht. {Dus er staat ‘verzocht’ en niet “tegengeworpen”!}.

 

Rv24:  De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vòrdering, verzóék of verweer* ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit. –{En de rechter kan zich daarna *beperken en verschuilen achter art. 149 Rv}.

 

Rv25:  De rechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan. –{Dus u mag ook rechtsgronden op juiste wijze aangeven, en denk aan inhoudelijke tekst en niet in nummers}.

 

Rv29:  1.  De uitspraak geschiedt in het openbaar. –{Tenzij….}

2.  Onverminderd de artikelen 231, eerste lid, en 290, derde lid, verstrekt de griffier aan een ieder die dat verlangt afschrift van vonnissen, arresten en beschikkingen, tenzij verstrekking naar het oordeel van de griffier ter bescherming van zwaarwegende belangen van anderen, waaronder die van partijen, geheel of gedeeltelijk dient te worden geweigerd. In het laatste geval kan de griffier volstaan met verstrekking van een geanonimiseerd afschrift of uittreksel van het vonnis, het arrest of de beschikking.

3.  Onder vonnissen, arresten en beschikkingen zijn begrepen stukken die bij de uitspraak zijn gevoegd. Van andere tot een procesdossier behorende stukken wordt geen afschrift of uittreksel aan derden verstrekt.

4.  Van vonnissen, arresten en beschikkingen in zaken die met gesloten deuren zijn behandeld, wordt uitsluitend een geanonimiseerd afschrift of uittreksel verstrekt.

5.  Een verzoek om afschrift als bedoeld in het tweede lid dient te worden gericht tot de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan. Deze zal bij inwilliging van het verzoek een griffierecht in rekening brengen dat wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 21, tweede lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

6.  Gedurende twee weken na de dagtekening van een gehele of gedeeltelijke weigering om aan een verzoek om afschrift te voldoen, kan verzoeker daartegen schriftelijk in verzet komen bij de voorzieningenrechter. –{Motiveer dat goed en naar recht}.

7.  Tegen de beslissing van de voorzieningenrechter staat geen voorziening open.

8.  Ingevolge artikel 15, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1) verstrekt de griffier onverwijld een afschrift van vonnissen, arresten en beschikkingen met betrekking tot de toepassing van artikel 81 of 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De verstrekking geschiedt, behalve wanneer het arresten of beschikkingen van de Hoge Raad betreft, door tussenkomst van de Raad voor de rechtspraak. Wanneer naar het oordeel van de griffier de bescherming van zwaarwegende belangen van anderen, waaronder die van partijen, daartoe aanleiding geeft, kan de griffier volstaan met de verstrekking van een geanonimiseerd afschrift van het vonnis, het arrest of de beschikking.

 

Rv30p: 1.  De rechter kan, indien alle partijen op de mondelinge behandeling zijn verschenen, tijdens of na de mondelinge behandeling ter zitting mondeling uitspraak doen.

2.  In afwijking van de artikelen 230 en 287 bestaat de mondelinge uitspraak uit de beslissing en de gronden van de beslissing.

3.  Van de mondelinge uitspraak wordt door de rechter een proces-verbaal opgemaakt.

4.  Het proces-verbaal wordt door de rechter ondertekend. Bij verhindering van de rechter wordt dit in het proces-verbaal vermeld.

5.  De rechter stelt binnen twee weken na de mondelinge uitspraak een afschrift van het proces-verbaal ter beschikking van partijen. Het afschrift dat wordt verstrekt aan een partij die tot tenuitvoerlegging van de uitspraak kan overgaan, is in executoriale vorm opgemaakt. –{Dus wilt ge een p-v., dan dit binnen twee weken aanvragen na zitting!}.

 

Rv30r gaat over internationaal proces.  Rv31 en 32 gaan over verbeteren van een kennelijke fout in de uitspraak of een vergeten uitspraak op een onderdeel.

 

Er staan artikelnummers tussen deze opsomming, die ook een link zijn naar wetten.nl waar met scrollen ofzo ook de andere te controleren zijn:

Rv33 vermeldt over de mogelijkheid per gerecht om elektronisch aan te leveren; dat moet nagegaan worden bij desbetreffend gerecht.

 

Vanaf Rv36  gaat het over wraking of verschoning van een rechter.

Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Wraak voordat er uitspraak wordt gedaan. Zie verder de volgende artikelen.

 

Vanaf art. 42 gaat het over het Openbaar Ministerie en Hoge Raad e.d., en over exploten en deurwaarders.

 

Vanaf Rv67 over buitenland recht en herstel van verkeerd ingeleide procedure.

 

Vanaf Rv78  geeft Rv algemene bepalingen bij dagvaardingen in eerste aanleg. En vanaf Rv93 over kantonrecht, etc..

 

Vanaf Rv149 gaat het over Bewijsrecht:

 

Rv149:  1.  Tenzij uit de wet anders voortvloeit, mag de rechter slechts die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag leggen, die in het geding aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling zijn komen vast te staan. Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen, behoudens zijn bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat. -–{Defensieve inbreng zonder hoger bewijs dan de door de jeugdbescherming aangeleverde beweringen in verzoek, de rapportage, geven geen onderbouwd tegenverzoek. Dan staat de bewering van de professional tegenover beweringen van ouders, en ouders zijn geen professionals. Hun bewijs moet dus een onderbouwd verzoek zijn van hoger niveau in de onderzoekshiërarchie, die ouders uiteraard moeten kennen}.

2.  Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid, alsmede algemene ervaringsregels mogen door de rechter aan zijn beslissing ten grondslag worden gelegd, ongeacht of zij zijn gesteld, en behoeven geen bewijs. –{Dus de ouders moeten in hun verzoek die clichés van de jeugdzorg gemotiveerd doorprikken met hoogwaardiger bewijs en wetenschap; dat noopt tot anticiperen op belezenheid (Rv150)}.

 

Rv150:  De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.

 

Rv151:  1.  Dwingend bewijs houdt in dat de rechter verplicht is de inhoud van bepaalde bewijsmiddelen als waar aan te nemen dan wel verplicht is de bewijskracht te erkennen die de {niet valide gecodificeerde} wet aan bepaalde gegevens verbindt.

2.  Tegenbewijs, ook tegen dwingend bewijs, staat vrij, tenzij de wet het uitsluit. –{Ge moet dus bewijs leveren tegen o.a. het door artikel 3.3 Jeugdwet bepaalde. Rapportages zouden naar ‘Waarheid’ en ‘volledigheid’ zijn, wettelijk bepaald, maar ook hoe meet je waarheid op sociaal domein tegenover het niveau van IVRK art. 24 lid 1?! En volledigheid?! En wat staat hoger in de onderzoekshiërarchie, ook gerekend met internationaal recht? Vergeet niet de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, het hoogste bestuursrechtelijk college in Nederland, in LJN BD1113, dat kinderrechters vaak negeren, waar die wel bestuursrechtelijk dienen te toetsen aan bewijs}.

 

Vanaf Rv156 gaat het over Akten en vonnissen, etc..

 

Vanaf Rv163 over getuigen èn deskundigen horen. –{Let hierbij op Rv803. Ouders mogen ondanks hun privacy gemotiveerd vragen op meer openbaarheid bij zitting achter gesloten deuren voor toelating van een deskundige, en niet trappen in smoesjes dat dit de privacy van de partij die voor de overheid werkt zou schenden. Let ook op de navolgende artikelen waaronder}… 

 

Rv170:  1.  De namen en woonplaatsen van de getuigen worden ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij èn aan de griffier opgegeven. De belanghebbende partij roept de getuigen ten minste een week voor het verhoor bij exploot of bij aangetekende brief op. De dag van de oproeping en de dag van het verhoor worden niet meegerekend bij het bepalen van deze termijn. Indien een partij meer getuigen heeft voorgebracht dan redelijkerwijs noodzakelijk was, kan de rechter daarmee bij de veroordeling in de kosten rekening houden. –{Waar ouders een deskundige willen ter zitting kan daarbij vermeld worden dat de deskundige de privacysituatie toch al kent}.

2.  De oproeping maakt melding van dag, uur en plaats van het verhoor, van de feiten waaromtrent bewijs moet worden geleverd en van de gevolgen, verbonden aan het niet verschijnen ter zitting.

 

Vanaf Rv208 weer algemene bepalingen, vrijwaringen, voegen van zaken, etc..

 

Rv223:  1.  Tijdens een aanhangig geding kan iedere partij vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding.

2.  Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering.

 

Rv224 over proceskosten, en vanaf Rv225 over schorsen en hervatten.

 

Vanaf Rv229 over het vonnis.  Vanaf Rv237 over kosten.

 

Vanaf Rv254 over het Kort Geding. In alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, is de voorzieningenrechter bevoegd deze te geven….. etc..

 

Vanaf Rv261 over verzoekschriften in eerste aanleg.  Vanaf Rv278 over de inhoud en het verloop van de Kortgedingprocedure.

 

Vanaf Rv329 en >332 over Hoger Beroep, de termijn, etc..

 

Vanaf Rv394 over Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.

 

Vanaf Rv398 over Cassatie (verder in hoger beroep).

 

Vanaf Rv430 over Tenuitvoerlegging van vonnissen en beschikkingen, wat bij jeugdbescherming interessant kan zijn. En executie, ontruiming, lijfsdwang, dwangsom, conservatoir beslag, etc..

 

Vanaf Rv798 gaat het over rechtspleging in zaken betreffende personen-  en familierecht, waaronder rechtspleging in andere zaken dan scheidingszaken.

 

Rv798:  1.   Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Degene die niet de ouder is en de minderjarige op wie de zaak betrekking heeft gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, wordt aangemerkt als belanghebbende.

2.   In zaken van curatele, onderbewindstelling of mentorschap worden onder belanghebbenden bovendien verstaan de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zusters van degene wiens curatele, goederen of mentorschap het betreft.

 

Rv799: 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 278, eerste lid, bevat een verzoekschrift de namen en, voor zover bekend, de voornamen en de woonplaats van de belanghebbenden, alsmede van anderen wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn.

2.  Bij de indiening van het verzoekschrift ter griffie worden, voor zover nodig, overgelegd de bescheiden die kunnen dienen tot bewijs van de gestelde feiten. Eveneens worden de nodige afschriften van het verzoekschrift en de bescheiden overgelegd.

 

Rv799a: 1.  Onverminderd artikel 799 vermeldt het verzoekschrift, bedoeld in de artikelen BW1:255, eerste lid, en 260, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige alsmede de daarop afgestemde duur waarvoor de ondertoezichtstelling zal gelden.

2.  Tevens vermeldt het verzoekschrift of, en zo ja, op welke wijze, de inhoud danwel de strekking van het verzoekschrift is besproken met de minderjarige en welke reactie de minderjarige hierop heeft gegeven.

3.  Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing indien het betreft een verzoek als bedoeld in de artikelen (BW1:) 256, 259, 261, 265b, eerste lid, 265c, tweede lid, 265e, eerste of vierde lid, 265h, 265i, 266, 277, 327 en 328 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

 

Lid 3 van Rv800:  3. De beschikkingen tot voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige en tot machtiging van de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet {G.I.},  om een minderjarige uit huis te plaatsen, [of] een beschikking met betrekking tot de voorlopige voogdij alsmede een beschikking als bedoeld in artikel 265i, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen alleen dan aanstonds worden gegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Deze beschikkingen verliezen haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de belanghebbenden binnen deze termijn in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken

 

Rv803: 1 In verband met de belangen van minderjarigen of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van belanghebbenden, geschiedt de mondelinge behandeling met gesloten deuren.

2 De rechter kan evenwel op verzoek van een belanghebbende bepalen dat de mondelinge behandeling geheel of gedeeltelijk openbaar is, indien zwaarwegende belangen bij openbaarheid daartoe aanleiding geven en de belangen als bedoeld in het eerste lid zich daartegen niet verzetten. –{En let wel, het gaat om de persoonlijke levenssfeer, dus van het gezin en niet van de namens de overheid optredende jeugdbescherming, dat een rechtspersoon (RvdK of G.I.) vertegenwoordigd; u kan daarover wel een tegenwerkende smoes verwachten!}.

 

Vanaf Rv804 gaat het verder!

 

Rv806: 1.  In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van artikel 358 kan van een beschikking hoger beroep worden ingesteld:

a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

2.  Op de procedure in hoger beroep zijn de artikelen Rv799 tot èn met 805, eerste lid, van overeenkomstige toepassing. –{Dus ook die ‘gesloten deuren’}.

 

Rv807:  Tegen beschikkingen ingevolge

a. de (BW1)-artikelen 257 en 259, alsmede de artikelen 262b, 263, derde lid, 264 en 265, met uitzondering van beschikkingen ingevolge artikel 265f, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,

b. artikel 278, lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,

c. artikel 253s of 336a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,

d. artikel 435, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,

e. artikel 452, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,

staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.

 

Rv808:  Zaken betreffende minderjarigen die bij de rechtbank aanhangig worden gemaakt, uitgezonderd die welke het levensonderhoud van een minderjarige betreffen, worden behandeld door de kinderrechter. Indien deze de zaak naar de meervoudige kamer verwijst, neemt de kinderrechter aan de mondelinge behandeling deel.

 

Rv809 lid 1:  In zaken betreffende minderjarigen, uitgezonderd die welke het levensonderhoud van een minderjarige betreffen die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, beslist de rechter niet dan na de minderjarige van [ca.] twaalf jaren of ouder in de gelegenheid te hebben gesteld hem zijn mening kenbaar te maken, tenzij het naar het oordeel van de rechter een zaak van kennelijk ondergeschikt belang betreft. –{De rechter is geen orthopedagoog, dus moeten ouders helpen met motiveren}-. De rechter kan minderjarigen die de leeftijd van twaalf jaren nog niet hebben bereikt, in de gelegenheid stellen hem hun mening kenbaar te maken op een door hem te bepalen wijze. –{Maar een bijdehand kind kan schrijven!}-. Hetzelfde geldt in zaken betreffende het levensonderhoud van minderjarigen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt. …. –{De rechter kan de RvdK advies vragen, dus anticipeer met hoogwaardiger advies uit de gezondheidszorg en wetenschap}.

 

Rv810a:  1.  In zaken betreffende minderjarigen, uitgezonderd zaken als bedoeld in het tweede lid alsmede die welke het levensonderhoud van een minderjarige betreffen, beslist de rechter pas nadat een ouder, indien deze daarom verzoekt, in de gelegenheid is gesteld een rapport van een niet door de rechter benoemde deskundige over te leggen, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet. –{Ouders moeten dus belezen zijn om dit goed te motiveren, met kennis van de onderzoekshiërarchie en internationaal recht}.

2.  In zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen of de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij, benoemt de rechter op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige {die ouders dus al kunnen voorstellen, met beroepsregistratie}, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet. –{Weet het dus deskundig, pedagogisch uit te leggen! Er bestaat wetenschap, ook op jeugdbescherming.jimdofree.com/…}.

3.  In de in het tweede lid genoemde zaken wordt het aan de in dat lid bedoelde deskundige toekomende bedrag overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels door de rechter vastgesteld en ten laste van ’s Rijks kas door de griffier aan de deskundige betaald. Van de ouder kan een bijdrage worden gevraagd overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

 

Rv811: 1.   In zaken betreffende minderjarigen worden als belanghebbenden bij het recht op inzage en afschrift, als bedoeld in Rv-artikel 290, van door de Raad voor de Kinderbescherming of het openbaar ministerie overgelegde bescheiden alsmede van door een deskundige op verzoek van de rechter overgelegde bescheiden aangemerkt {}conform McMichael-arrest}:

a. de verzoekers,

b. de ouders en voogden,

c. degenen die de minderjarige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden en die uit dien hoofde een nauwe persoonlijke betrekking met het kind hebben, en

d. de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij de rechter is gebleken dat hij niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

2.   Inzage of afschrift kan evenwel worden geweigerd door de rechter aan wie de bescheiden zijn overgelegd, op een van de onder e en g van het tweede lid van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) genoemde gronden.

3.   Tegen de beschikking staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.

 

Rv812:  1.  Iedere beschikking betreffende de gezagsuitoefening over minderjarigen, de beschikkingen ingevolge de (BW1)-artikelen 253s, 265b, 326 en 336a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek daaronder begrepen, geeft degene aan wie deze minderjarigen ingevolge de beschikking tijdelijk of blijvend worden toevertrouwd, van rechtswege het recht tot het aan hem doen afgeven van deze minderjarigen, zo nodig met behulp van de sterke arm. –{U ziet dat de wet verweven is met o.a. BW1}.

2.  Een beschikking als bedoeld in artikel 253a, eerste en tweede lid, of artikel 377a, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kan slechts met de sterke arm ten uitvoer worden gelegd voorzover dit bij die beschikking is bepaald.

 

Vanaf Rv815  gaat het over Rechtspleging in scheidingszaken, e.a..