Cases, maar ook een reactie van een dubieuze kinderrechter (onder) en een reactie van drs. H. Berndsen!

Vervolg op # Relativeer en Onderzoek! (LC):

“Met een stoornis sta je bij jeugdzorg met 10-0 achter”

·                                Goos Bies – Friesland  – Leeuwarder Courant – 5 februari 2019

·                                Op: https://www.lc.nl/friesland/Met-een-stoornis-sta-je-bij-jeugdzorg-met-10-0-achter-24147857.html :

 

Een groep zorgprofessionals is kritisch op het functioneren van jeugdbescherming. Een deel van de gezinsvoogden zou escalerend werken en over psychiatrische problematiek ontbreekt elementaire kennis. ,,Het systeem is failliet”, vindt een Sneker psychiater.

 

Zorgaanbieders die een probleem hebben met jeugdzorg belanden in een vicieuze cirkel, waarbij ze uiteindelijk steeds dezelfde mensen tegenkomen. Dat zegt de Sneker psychiater Elbert-Jaap Schipper, die net als tientallen ouders die met jeugdzorg in aanraking komen een muur van miscommunicatie ervaart. ,,Ouders en kinderen lijken bijna volledig afhankelijk van de voogden, terwijl die lang niet alle kennis in huis hebben. Heel zorgelijk. Het systeem is failliet. Medewerkers moeten beter geschoold worden in hun samenwerking met ouders, in plaats van tegenwerking.”

 

Vanwege zijn slechte ervaringen gaat Schipper terughoudend om met meldingen bij Veilig Thuis. Dat is een onderdeel van Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (voorheen Bureau Jeugdzorg Friesland) dat belast is met meldingen van vermoedens van onveilige situaties voor kinderen. Dit kan bijvoorbeeld fysieke of geestelijke mishandeling zijn, verwaarlozing of seksueel misbruik. De regels voor die meldingen zijn voor acht beroepsgroepen in vooral de zorg en het onderwijs 1 januari aangescherpt.

,,Ik probeer meldingen bij Veilig Thuis zo lang mogelijk te voorkomen”, zegt Schipper. Meer zorgprofessionals zijn terughoudend met het doen van zo’n melding. Ze twijfelen of die wel in goede handen is. ,,Het patroon is dat de jeugdbeschermingsinstanties de zaken laten escaleren; in plaats van samenwerking te zoeken, gaan ze die uit de weg. Als je weigert met anderen om tafel te gaan, dan is er iets grondig mis.”

Diskrediet

Volgens Schipper hebben de gecertificeerde instellingen voor uithuisplaatsingen te veel macht. In Friesland zijn dat het Regiecentrum en het Leger des Heils (en de William Schrikker Groep als er sprake is van beperkingen[/handicap]). ,,Ze communiceren niet. Mailtjes worden niet beantwoord.”

Een begeleidster uit Leeuwarden is al bijna vier jaar betrokken bij een vrouw uit Sneek, die vermoedens van misbruik bij haar kind heeft gemeld en als gevolg daarvan de kans op gedeeld voogdijschap lijkt kwijt te raken. De laatste melding wordt door instanties gezien als de zoveelste poging van de moeder om de vader, met wie juist weer een gezamenlijk traject was gestart voor gedeeld ouderschap, in diskrediet te brengen.

De Sneker vrouw heeft recht op een begeleider vanwege een psychiatrische stoornis. ,,Van de rechtbank hoeft zo iemand niets te verwachten”, zegt deze hulpverlener. ,,Bij gecertificeerde instellingen, en dat zijn alle jeugdzorgaanbieders, gaat de rechtbank ervan uit dat wat zij opschrijven de waarheid is. Dat wordt niet gecheckt. Er tegenin gaan heeft geen zin, je staat bij voorbaat met 10-0 achter. Dat vind ik eng.”

'In 99 van de 100 gesprekken komt mijn cliënte redelijk gezond en intelligent over'

,,Wat ik héél zorgelijk vind, is dat zij haar zorgen uit bij verschillende instanties die zeggen te gaan over veiligheid, maar dat ze niet serieus wordt genomen. Of moeder wel of niet gelijk heeft met haar vermoeden van misbruik, kan ik niet beoordelen, al zijn er meerdere objectieve aanwijzingen voor. Onderzoek het op zijn minst. Dat gebeurt niet”, zegt de persoonlijk begeleidster, die met het oog op mogelijke gevolgen voor haar kinderen en zakelijke relaties niet met haar naam in de krant wil. ,,Vanaf dag 1 ben ik betrokken bij al die gesprekken bij jeugdzorg. In 99 van de 100 gesprekken komt mijn cliënte redelijk gezond en intelligent over, maar er worden gewoon psychologische spelletjes gespeeld. Wat er allemaal bij jeugdzorg gebeurt, begrijp ik gewoon niet.”

Het Leger des Heils zegt vanwege privacy niet op deze zaak in te kunnen gaan, maar laat wel weten dat bij vermoedens van kindermisbruik de procedure meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld wordt gevolgd. ,,Daarin speelt onderzoek een centrale rol (...). Onze lijn van onderzoek zet altijd het belang van de veiligheid van het kind voorop”, mailt woordvoerder Galiene Pott.

Pareltjes

Klinisch psycholoog Charlotte van der Wall, collega van Schipper bij GGZ-instantie KieN in Sneek, heeft het idee dat een deel van de jeugdzorgmedewerkers zijn taak niet aankan. Volgens haar hebben vooral de jonge professionals, die zelf geen kinderen hebben, geen idee wat het is om de rol van ouder te vervullen. Met name bij complexe gezinsproblematiek worden er ,,heel veel fouten” gemaakt, is haar ervaring. Naar de schade van uithuisplaatsingen en de interventie van gezinsvoogden wordt te weinig onderzoek gedaan, is haar oordeel. ,,Er zitten pareltjes van gezinsvoogden tussen, maar in de meeste gevallen wordt er helaas meer leed veroorzaakt dan dat er wordt opgelost.”

Ze heeft ervaring met een moeder, wier kind vrij abrupt uit huis is geplaatst. ,,Dan creëer je bij het kind een trauma en bij de ouders een trauma. Als je uitgaat van het idee dat kinderen bij hun ouders horen, dan is dit de slechtste interventie die je kunt bedenken”, stelt Van der Wall.

Vooral omdat vervolgens versnipperde hulp wordt aangeboden bij verschillende instanties, waarbij de problemen niet worden opgelost. ,,Wij zien de kinderen vaak na een traject waarin te weinig of niks is gebeurd. De kinderen hebben alleen maar spanningen opgelopen.”

'Zo werk je toch niet naar een oplossing toe?'

De moeder in haar voorbeeld is volgens haar een liefdevolle kwetsbare vrouw, die om redenen tijdelijk niet goed voor haar kinderen kon zorgen. ,,Die krijgt al een jaar lang één uur per week begeleid contact met haar twee kinderen, op basis van een rapport dat twee jaar geleden is opgesteld. Een uurtje, dat vaak niet eens door kan gaan omdat er geen begeleider is. Zo werk je toch niet naar een oplossing toe?”

Pedagoog Chaja Asscher uit Sneek vindt het onwerkbaar dat bij sommige voogden van jeugdzorg elementaire basiskennis op het gebied van psychiatrie en gedragstechniek ontbreekt. ,,Zij wilden bij een vechtscheiding dat de ouders op één lijn zouden zitten met hun opvoeding. Dat de regels voor het kind bij beide ouders hetzelfde zouden zijn, dus dat als het kind bij de ene ouder aan tafel at, dat dat kind dan niet bij de andere ouder op de bank zou eten. Dat krijg je natuurlijk niet voor elkaar, die ouders zijn niet voor niets uit elkaar gegaan”, geeft ze als voorbeeld. ,,Misschien moet het van de overheid, maar ik merk dat er wordt gewerkt vanuit macht en angst.”

De voor jeugdbescherming gecertificeerde instellingen hebben wel gedragswetenschappers in dienst, maar geen psychiaters {of echte, aan de beroepscode voldoende gedragsdeskùndigen -- TjS}. Oordelen van psychiaters en psychologen worden indien nodig extern ingewonnen {helaas bij van de G.I. afhankelijke ketenpartners, die vaak sturende en beperkende onderzoeksvragen krijgen voorgelegd, met een doel dat de gezinsvoogd wenst}. In de overdracht gaat het geregeld mis, stellen de zorgprofessionals. De gedragswetenschappers worden veelal door de voogden geraadpleegd, zonder dat die wetenschappers de gezinnen zien.

Beperkingen

De Leeuwarder psychiater Haye bij de Weg zegt dat de intentie achter de aangescherpte meldcode goed is. ,,Het probleem is groot, er zijn een heleboel kinderen die opgroeien in onveilige situaties. De pretenties zijn heel hoog, maar dan moet je ook een organisatie hebben die die pretenties kan waarmaken. Zorg dat je organisatie professioneel functioneert, dat er niet te veel personeelswisselingen zijn, dat je weet waar je kennis, maar óók waar je beperkingen liggen.” Daarover heeft Bij de Weg, bestuurslid van de Vereniging van Zelfstandig Gevestigde Psychiaters in Friesland, twijfels.

,,Er wordt door Veilig Thuis wel eens om informatie over een patiënt gevraagd. Dan moet je er op kunnen vertrouwen dat er een objectieve weergave wordt gegeven, met inlevingsvermogen. Maar ik mis geregeld een duidelijke onderzoeksstrategie. Aan formuleringen worden waarde-oordelen gegeven, dat roept veel boosheid op en daar zie ik een rapport vaak op stranden”, zegt Bij de Weg. Als voorbeeld noemt hij dat er in een rapport staat dat een broer is bedreigd door zijn zus. ,,Dat zou je anders moeten formuleren: de broer voelt zich bedreigd.”

Incident

Bij de Weg stuit af en toe op een gebrek aan kennis over psychiatrische problematiek bij de jeugdbeschermingsorganisaties. Hij noemt een patiënt met een autistische stoornis, die uit de ouderlijke macht is gezet, vanuit de gedachte dat autistische ouders kinderen niet kunnen geven wat nodig is. Dat is later weer rechtgezet. ,,Ik denk dat dat een heel goede ouder is, die nota bene werkt als docent in een zorginstelling.”

Psychiater Schipper werkt sinds een incident in 2015 niet meer samen met het Regiecentrum. Op kritiek aan het adres van de directie en de inspectie werd niet inhoudelijk gereageerd, zegt hij. Hij behandelde toen een vrouw uit Friesland; Fier Fryslân en het Leger des Heils deden een onderzoek naar de mogelijkheden om de rol van moeder te behouden. ,,Nog vóór het onderzoek was afgerond, werden de vijf kinderen van twee vaders uit huis geplaatst, bij haar exen.”

,,Eigenlijk beslissen de gezinsvoogden over uithuisplaatsing. Als het hen uitkomt, maken ze gebruik van het oordeel van deskundigen, als het hen niet uitkomt leggen ze dat naast zich neer, is mijn ervaring. In dit geval oordeelden voogden van het Regiecentrum dat moeder opgenomen moest worden, dat kán je als gezinsvoogd helemaal niet beoordelen. Ik ben de behandelaar, de moeder had nog niet eens ambulante hulp gehad. Ze negeerden de conclusies van twee instanties. De gezinsvoogden zeiden dat ze een gedragswetenschapper van het eigen Regiecentrum hadden geraadpleegd, maar zo iemand is slechts op afstand betrokken.” {Die voldoet niet aan de beroepscode de cliënt zelf te zien en onderzoeken; daar komt dus geen diagnose uit doch een advies op wat de orthopedagogisch-ondeskundige gezinsvoogd kàn en wènst door te geven, met alle macht te sturen naar een doel die voor de G.I. handig is. We denken aan de woorden van kinderombudsman Dullaert uit 2013: de financiële "perverse prikkel", op pagina 93 van "Is de zorg gegrond?".}

Denkfout

Volgens Schipper staan ouders met een psychiatrisch probleem bij voorbaat achter bij de instellingen. Dat is onterecht, stelt hij, de instellingen maken een denkfout. ,,Als kind van ouders met psychiatrische problemen bevind je je nooit in een ideale situatie. Dan groei je niet op in een ideale familie, dat is een gegeven, dat kind is daar geboren. Maar de ideale situatie is wel het uitgangspunt van de gecertificeerde instellingen. Die gaan met die standaarden door je huis: of er voldoende rompertjes klaar liggen, of er ’s ochtends ontbijt wordt gemaakt. Als je niet aan die eisen voldoet, ben je "geen goede moeder".  Ik heb geen stoornis, maar aan dat soort standaarden voldoe ik ook niet. Bovendien zeg ik dan: zo’n vrouw is geen ideale moeder, maar dat zegt niet dat het kind elders beter af is. Dat zou je moeten onderzoeken.”

Op basis van hun ervaring de afgelopen jaren stellen Schipper en andere zorgverleners vast dat de gecertificeerde instellingen de samenwerking uit de weg gaan en tegenstellingen vergroten, in plaats van partijen met elkaar in gesprek te laten gaan. ,,We zijn mensen met elkaar, dat geldt ook voor hulpverleners. Die moeten van hun voetstuk af. Mensen van buitenaf denken vaak dat ze het beter weten, maar ouders zijn het meest deskundig.”

Dossier Jeugdbescherming (LC)

De Leeuwarder Courant besteedt vanaf 6 februari 2019 aandacht aan kritiek op het functioneren van de jeugdbescherming in Friesland. Woensdag reageren de gecertificeerde instellingen Regiecentrum en Leger des Heils uitgebreid op de kritiek van de zorgprofessionals. Dinsdag 12 februari volgt onder meer een interview met een wanhopige ouder en woensdag 13 februari een interview met een kinderrechter. De artikelen zullen op deze website gebundeld worden in het dossier Jeugdzorg.

Lees ook: Functioneren van jeugdbescherming staat in Friesland onder druk :

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

"Functioneren van 

 

jeugdbescherming staat

 

in Friesland onder druk"

Het functioneren van jeugdbescherming staat onder druk in Friesland. Zorgprofessionals uiten twijfels over de deskundigheid van een deel van de medewerkers. De gecertificeerde instellingen herkennen de druk, maar niet de kritiek.

Uit gesprekken en mailwisselingen die de Leeuwarder Courant de afgelopen maanden voerde met ouders van onder toezicht gestelde kinderen, zorgprofessionals, de uitvoerende instanties en de rechterlijke macht, doemt duidelijk een beeld op van de problemen bij de jeugdbescherming. De afgelopen drie maanden zochten zeven wanhopige ouders onafhankelijk van elkaar contact met de krant vanwege grieven over jeugdzorg. In alle gevallen hadden de ouders te maken met een of meer uit huis geplaatste kinderen. Rode draad in hun kritiek is te veel macht bij de gezinsvoogden, gebrekkige communicatie en incapabele medewerkers.   -{Het blijft niet bij de bescheiden zeven; het beginartikel op  Relativeer en Onderzoek  geeft wetenschappelijke argumenten dat deze en andere ouders gelijk hebben. Ouders doen hun plicht uit  BW1:247  n denken aan het kinderrecht IVRK artikel 24 lid 1 (en na een jaar ook aan artikel 25 IVRK).}

'Ik had nooit hulp moeten zoeken'

Bij twee van de ouders leidde een melding van mogelijke kindermishandeling en problematisch gedrag van een kind ertoe dat de melder uiteindelijk zelf uit de ouderlijke macht werd gezet, zonder dat de melding is onderzocht. In hoeverre dit laatste klopt is onduidelijk, het is in elk geval niet met hen en de professionals om hen heen gecommuniceerd. ,,Ik had nooit hulp moeten zoeken. Ik ben mijn kind kwijtgeraakt en dat kan iedereen overkomen”, waarschuwt Hendrik-Jan Oussoren uit Appelscha.

(Lees ook: 'Met een stoornis sta je bij jeugdzorg met 10-0 achter'  hierboven)

Enkele onafhankelijke professionals (twee psychiaters, een psycholoog, een pedagoog en een begeleider) uit de zorg ondersteunen de kritiek van de ouders. Ze hebben in hun werk vergelijkbare ervaringen gehad met de voor jeugdbescherming gecertificeerde instellingen in Friesland. Dat zijn het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, het Leger des Heils en de William Schrikker Groep. Het kennisniveau van de gezinsvoogden over vooral psychiatrische problematiek is onvoldoende, er wordt niet met hen samengewerkt, de handelwijze werkt escalaties in de hand, er wordt niet of slecht gecommuniceerd en de rapportages rammelen, vinden ze. -{Een voogd is er wanneer er geen ouders met gezag zijn, en valt juridisch onder BW1:336. Daarentegen is een gezinsvoogd  juridisch aan wetten gebonden: Jw art. 3.2 lid 2, art. 4.1.1, BW1:255 om voortvarend de bedreiging uit die tekst op te lossen, BW1:262, waarbij lid 3 (goede omgang) en dan lid 1 (goed voorlichten en hoogwaardige steun en hulp bieden) van belang zijn voor het ontvankelijke kind dat ook latere belangen kent!}

Zwartboek

De kritiek sluit naadloos aan bij wat sociaal pedagoog Harry Berndsen uit Burdaard vorig jaar na jarenlang onderzoek in een zwartboek naar buiten bracht. De kern van Berndsens kritiek luidde dat conclusies van instanties lang niet altijd op objectiveerbare feiten zijn gebaseerd, terwijl de Jeugdwet dat wel voorschrijft. Sinds het uitbrengen van zijn  rapport  Keteninfantiliteit in de Jeugdzorg is er niets veranderd, zegt Berndsen. ,,Ik heb veel reacties gehad van mensen die zich erin herkenden en om hulp vroegen. Maar niet van de instanties en de politiek, die zwijgen.”  -{Dus wel onderbouwen  onafhankelijke  wetenschappers  dat de mentaliteit van de jeugdzorgketen behoorlijk ouderwets is geënt.}

'We zien de kritiek niet

terug in de getallen'

Ook zorgaanbieders die een probleem hebben met jeugdzorg belanden in een  vicieuze cirkel,  zegt psychiater Elbert-Jaap Schipper uit Sneek. ,,Ouders en kinderen lijken bijna volledig afhankelijk van de gezinsvoogden, terwijl die lang niet alle kennis in huis hebben. Heel zorgelijk. Het systeem is failliet.”   De professionals zijn terughoudend met meldingen van vermoedens van ernstige mishandeling van kinderen bij Veilig Thuis, omdat ze  twijfels hebben  of hun melding wel in goede handen is  -{dus of er weópen diagnostisch  wordt onderzocht, en niet gegokt}.

Sinds 1 januari 2019 is de meldcode aangescherpt voor acht beroepsgroepen, vooral in de zorg en het onderwijs.         -{Ze zouden verplicht zijn alle kinderen te melden bij vermoedens....  De toekomst is immer onzeker, dus "àlle kinderen". Het moet dus aan intelligent denken liggen! Het betreft dus een  knip- en plakwerk-wet.}

De uitvoerende instanties herkennen zich niet in de kritiek. ,,Die komt van een erg klein deel van de duizenden cliënten en samenwerkingspartners die wij hebben”, zeggen de directeuren Marianne Sinot en Jeanette Nijland van Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, waar ook Veilig Thuis onder valt. Met Jeugdbescherming & Reclassering van het Leger des Heils en de William Schrikker Groep zijn ze verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen, zoals ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen. Volgens Regiecentrum zijn er vorig jaar van de 33 klachten -– die ingediend zijn bij de onafhankelijke externe klachtencommissie – 3 gegrond verklaard. ,,We zien de kritiek ook niet terug in de getallen.”        -{Omdat klagen lang duurt, nauwelijks effect heeft, de ouders dan beschuldigd worden van tegenwerken, ook al doen de aan BW1:247 en IVRK24, en daarmee het contact met het ontvankelijke kind wordt bestraft (BW1:262 lid 3), en de besturen de uitkomst van de klacht niet hoeven te erkennen, zijn er weinig ouders die klagen.}

Discussie

Het Leger des Heils ziet dat er wel veel discussie is over communicatie en rapportage. Maar dat ligt niet aan de kwaliteit daarvan. De complexe problematiek neemt toe en dat vraagt volgens het Leger des Heils om afgewogen woorden. ,,Dan doe je het al gauw niet goed”, meldt woordvoerder Galiëne Pott vanuit het landelijke hoofdkantoor in Utrecht.

Zowel Regiecentrum als het Leger des Heils wijst erop dat hun medewerkers hooggeschoold zijn, veelal ervaren en geregistreerd ook. De gezinsvoogden toetsen hun inzichten intern bij gedragswetenschappers  en  vertrouwensartsen.   Psychiaters  -{diagnostisch en aan hoge beroepscode voldoend}- hebben ze niet in dienst. Adviezen worden extern ingewonnen. Dat gaat goed, vinden de instellingen en ook de Raad voor de Kinderbescherming. Die laatste instantie is onafhankelijk en adviseert de rechter.            -{De jeugdzorglobby verschuilt zich, qua  kwaliteitscontrolemechanisme,  achter het feit dat ouders een klacht kunnen inbrengen. We zagen reeds dat klagen zeer weinig effect heeft maar veel energie kost, waarbij  kinderen  daarvoor gestraft worden [namelijk heten klagende ouders "tegenwerkende ouders" bij de niet-medische rechter, die dan de zin geeft aan de bespelende gezinsvoogd].  Klagen vertraagt het vinden van een passend hulptraject voor de opgroeiende! Jeugdzorg doet te zelden aan open diagnostiek, meer aan  flodderwetenschappelijk pseudo-onderzoek.}

Vertrouwen

De  Raad voor de Kinderbescherming  heeft {blind} vertrouwen in de Friese gezinsvoogden, laat gebiedsmanager Robert Vonk weten. ,,Wij hebben over het algemeen genomen geen reden aan te nemen dat er slecht gecommuniceerd wordt door de gecertificeerde instellingen. Dat er te vaak escalerend wordt geopereerd zien wij niet. De gezinsvoogden werken onder 'hoge druk', dit maakt het werk niet eenvoudig.”   Kinderrechter Tilly van der Hoeven beaamt dat de ene beslissing makkelijker is dan de andere. ,,Natuurlijk twijfel ik wel eens wat ik moet beslissen, maar als ik eenmaal beslis sta ik daar helemaal achter. Toch ben ik blij dat er hoger beroep mogelijk is, want een andere/hogere rechter kan er natuurlijk anders over denken dan ik en dan heeft degene die niet zijn zin heeft gekregen nog een kans om het voor te leggen.’’

-{Gezinsvoogden hoeven niet onder 'hoge druk' te werken wanneer ze  echt diagnose  láten doen door echte deskundigen. Ook hoeven ze geen hulptraject te verzinnen, omdat dit uit de diagnose komt, met overleg, met voorlichting, met het enthousiasmeren van ouders, hen kennis gevend. Tevens hoeven gezinsvoogden  uithuisgeplaatsten  niet lang uithuisgeplaatst te houden omdat deskundigen aan interactiediagnostiek en -begeleiding kan laten doen.

Bij omgangssabotage hoeft de omgangs-OTS ook niet lang te duren door de ouders voortvarend kennis te láten geven door specialisten. Dat duurt veel korter dan jeugdzorgtrajecten en is effectiever, dus uiteindelijk goedkoper, mèt  minder  gevolgkosten  door de schadelijke contra-indicaties die bij uithuisplaatsen en escaleren gepaard gaat. De mooipraat vanuit de jeugdzorglobby kent mooie clichés, die niet bewezen zijn, integendeel.}

Lees ook: 'Met een stoornis sta je bij jeugdzorg met 10-0 achter'

en het artikel hierna over hoe jeugdrechters denken....

----------------------------------------------------------------------------------

Jeugdbescherming geeft geen voorlichting over representatie aan ouders.   Ouders  blijven  zo  onbewust  van wat kinderen met een psychische  rugzak  op door de  scheiding  voelen, en weten dus niet daarop te anticiperen.   Dat doet escaleren, wat geen 'zorg' is!!!    Daar komen deze klachten van!!!

 

Leeuwarder Courant

 

'Mijn grootste fout is dat ik hulp

 

heb gezocht voor mijn kind'

 

{Liefde  laten blijken mag niet volgens jeugdbescherming:} ",,Ik heb mijn zoontje een keer opgezocht op school, ik wilde hem vertellen dat ik van hem hou. Maar dat 'was niet de bedoeling' stelde jeugdzorg, 'het was niet in het belang van het kind'.’’"  -{Een òngedefinieerd belang, wat als cliché voor alles suggestief gebruikt wordt om te manipuleren en escaleren! -- TjS}

 

Hendrik-Jan Oussoren uit Appelscha kwam vijf jaar geleden in aanraking met Jeugdzorg toen hij hulp wilde zoeken voor zijn zoontje. Sinds anderhalf jaar mag hij zijn kind niet meer zien. ,,Ik had nooit hulp moeten zoeken. Ik ben mijn kind kwijtgeraakt en dat kan iedereen overkomen.’’

Oussoren (vader, 41) scheidde in 2014 van zijn partner, moeder van zijn toen eenjarige zoontje. De voormalige partners hadden co-ouderschap en dat ging aanvankelijk goed, totdat moeder dreigde weg te gaan met hun kind. ,,Op een gegeven moment reageerde mijn zoontje heel heftig als mijn ex voor de deur stond om hem op te halen: hij begon te krijsen en klampte zich aan mij vast.’’  -{{Ouders die geen preventieve, juiste voorlichting krijgen worden gebruikt voor inkomen via omgangs-OTS-sen! Zoek dan liever in de echte gezondheidszorg! Dat mag van de Jeugdwet, waar de gemeente toch hulpplicht heeft.  -- TjS}}

Hij besloot hulp in te schakelen en kwam via het consultatiebureau bij het gebiedsteam terecht. ,,Er werd iemand op gezet die jaren ervaring had met vechtscheidingen. Ik dacht: vechtscheidingen? Het gaat toch om mijn zoontje?’’ Maar de hulpverlening legde de focus direct op de relatie tussen de ex-partners, in plaats van op het gedrag van het kind. ,,Ik had zelf beelden van de overdracht gemaakt, maar die wilden ze niet bekijken. Ik kreeg te horen: wij weten wel hoe het gaat.’’ -{Gelijke monniken gelijke kappen of interactiediagnostiek en degelijke voorlichting aan beide ouders werd node gemist. Beweringen werden niet geverifieerd door specialisten. Kinderrecht IVRK artikel 24 en later ook artikel 25 werd 'vergeten'}.

(Lees ook: PvdA Leeuwarden wil gesprek over jeugdbescherming)

Beschuldigd van mishandeling

Er werd een melding gedaan bij Veilig Thuis, het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Die resulteerde in een rapport, dat volgens Oussoren vol stond met onwaarheden. Zo stond erin dat hij werd beschuldigd van mishandeling en dat daar aangifte van was gedaan. ,,Dat is nooit geverifieerd bij de politie, maar het stond vervolgens wel in mijn dossier. En ook al klopt het niet, er wordt een beeld gecreëerd’’, zegt Oussoren, die op de marinebasis in Den Helder werkt als militair.

Hij probeerde tevergeefs de fouten te laten rechtzetten. ,,‘We corrigeren alleen schrijffouten’, kreeg ik te horen. Mijn commentaar kwam in de bijlage, maar wie leest de bijlage? Mijn bewijsvoering werd niet toegevoegd.’’ Zijn advocaat adviseerde het rapport daarom niet te ondertekenen. Daarop dreigde Veilig Thuis naar de Kinderbescherming te gaan.

Slechtere verstandhouding

,,Ik dacht: prima, dat is een heel professionele instantie, daar werken deskundigen die het verhaal gaan toetsen.’’ Dat bleek niet het geval. Zijn ex en hij werden gehoord, evenals zijn en haar ouders.

De verstandhouding tussen de twee ex-partners werd steeds slechter. Tijdens een zitting bij de Raad van de Kinderbescherming bleek dat de vertegenwoordiger van deze raad geen enkel dossierstuk had. ,,Ze stelde wel dat co-ouderschap niet in het belang van het kind was.’’

De rechter nam het advies van de Raad over om het kind onder toezicht van een gezinsvoogd te laten plaatsen. Vanaf het eerste moment was de relatie met deze gezinsvoogd volgens Oussoren problematisch. Na verschillende incidenten diende hij een klacht in tegen de vrouw. ,,Er is een onafhankelijke klachtencommissie maar die wordt betaald door Jeugdzorg. Die toetst geen feiten, maar die hoort alleen mensen.’’

'Zoontje nooit geobserveerd'  -{{IVRK art. 24 wordt door jeugdzorg aan de laars gelapt}}

Wat voortdurend in het relaas van Oussoren, die het hele proces en alle communicatie documenteerde, terugkomt, zijn twee zaken: betrokken instanties doen niet aan feitenonderzoek, en als er eenmaal iets in een dossier staat (‘vader is door moeder beschuldigd van mishandeling’) komt dat in alle rapporten terug. Fouten worden niet gecorrigeerd en adviezen, gedaan door instanties zoals de Raad van de Kinderbescherming, worden zonder toetsing vrijwel altijd overgenomen door de rechter.

Wat Oussoren vooral verbaasde, was dat het probleem waar het allemaal mee begon, feitelijk nooit is onderzocht en aangepakt. ,,Het ging niet goed bij de overdracht. Maar mijn zoontje is nooit geobserveerd.’’

'Hij zat in bad toen ze hem wilden meenemen en poepte van

paniek in het water'

_____________________________________

Op een gegeven moment ontdekte Oussoren tot zijn verbazing dat in zijn dossier, onder het kopje ‘risico-analyse’, stond dat hij mogelijk suïcidaal was, dat er mogelijk sprake was van een persoonlijkheidsstoornis en agressieve gedachten. Vader zou een tikkende tijdbom zijn, een gevaar voor zijn kind en de omgeving. ,,Ik vroeg waar dit op was gebaseerd, maar kreeg geen duidelijk antwoord.’’ Hij lichtte zijn werkgever in, en een arts en psycholoog van Defensie, die op hun beurt informeerden bij Jeugdzorg wat de concrete zorgen waren. Er kwam geen reactie.  -{{Met suggesties die een eigen leven gaan leiden als 'feit' hoopt de jeugdzorg aan werkgelegenheid te komen. Zie rapport van kinderombudsman Dullaert, 2013.}}

 

,,Omdat volstrekt onduidelijk was waar Jeugdzorg zich op baseerde, kon Defensie niet meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Dus kwam er in mijn dossier te staan: vader wil niet meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek.’’   Het slot van het liedje was dat de omgang tussen vader Oussoren en zijn zoon in juni 2017 werd stopgezet, zonder tussenkomst van een rechter.

 

Oussoren tekende hoger beroep aan bij het hof. De omgang moest per direct worden hersteld.  ,,Dat was Jeugdzorg een doorn in het oog. Na zes weken werd het weer stopgezet. De tweede dag dat mijn zoontje bij mij was, werd hij opgehaald door jeugdzorg en de marechaussee. Hij zat in bad toen ze hem wilden meenemen en poepte van paniek in het water. Ik moest hem maar in een handdoek wikkelen. Ik heb geweigerd, wilde mijn zoon niet meegeven aan twee vreemde vrouwen. Ik heb hem uiteindelijk zelf naar mijn ex gebracht. Als ik niet meewerkte, zou ik worden afgevoerd.’’ (Later bleek dat Oussoren zich wel aan de omgangsregeling hield en dat jeugdzorg en de marechaussee dus onrechtmatig handelden).  -{{De jeugdzorg dreigt, enthousiasmeert niet, en is niet empathisch en niet pedagogisch, dat blijkt uit vele dossiers! Het kind traumatiseren komt meer in de buurt.}}

 

Vrijspraak onttrekking ouderlijk gezag

Op 15 oktober 2018 en 14 januari 2019 stond Oussoren terecht voor de militaire kamer van de Arnhemse rechtbank. Hij werd verdacht van het aan het gezag onttrekken van zijn zoontje en van smaad en laster tegen een gezinsvoogd.

De voogd zou volgens hem informatie hebben achtergehouden, afspraken niet zijn nagekomen, zich niet gehouden hebben aan wettelijke verplichtingen en onwaarheden hebben verteld bij de rechtbank. Toen zijn verzoek om een andere gezinsvoogd en een klachtenprocedure geen resultaat hadden, besloot hij zijn negatieve ervaringen via Facebook te delen. Dat deed hij met het oog op het algemeen belang, zo verklaarde Oussoren voor de rechtbank. Hij wilde andere kinderen en ouders waarschuwen.

In de zomer van 2017 probeerde hij zijn zoontje van school te halen. Dat deed hij nadat de omgangsregeling ten onrechte was stopgezet, zo betoogde de militair. Ook zou hij in het najaar van 2017 het kind een dag te lang thuis hebben gehad waarop jeugdzorg en de marechaussee het jongetje kwamen halen (het bad-incident, zie centraal artikel), maar de officier van justitie erkende dat hij zich destijds wel aan de juiste omgangsregeling heeft gehouden. Van dat laatste feit vroeg de officier dan ook vrijspraak.

In zijn uitspraak op 28 januari oordeelde de rechtbank dat Oussoren wordt vrijgesproken van de onttrekking aan het wettig gezag, wegens onvoldoende overtuigend bewijs. Ook laster kon niet worden bewezen. Wel achtte de militaire kamer bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift. ‘Verdachte heeft het verkeerde middel gekozen om aandacht te krijgen voor zijn kant van het verhaal. Deze handelwijze van verdachte is onnodig kwetsend geweest.’ Hij werd veroordeeld tot een voorwaardelijke boete van 750 euro.

 ---------------------------------------------------------------------------

 ---------------------------------------------------------------------------

 

Hierna besloot de rechtbank de omgang helemaal stop te zetten {{op suggestie van de kennelijk ondeskundige G.I.}}. Sindsdien heeft Oussoren zijn zoon nog twee keer gezien. ,,Ik heb hem een keer opgezocht op school, ik wilde hem vertellen dat ik van hem hou. Maar dat was niet de bedoeling, stelde jeugdzorg, het was niet in het belang van het kind.’’

Moeras

Terugkijkend zegt Oussoren: ,,Het voelt alsof ik het moeras in geschopt ben. Mijn grootste fout is dat ik hulp heb gezocht voor mijn kind. Maar het probleem waarmee alles begon, is in de basis nooit onderzocht.’’

Oussoren zegt geen vertrouwen meer te hebben in het Nederlands rechtssysteem. ,,Ik geloof niet dat ik mijn zoon ooit nog terugzie. En elke dag denk ik: waarom, wat heb ik misdaan? Elk kind heeft recht op een gezinsleven, volgens de Europese Rechten van de Mens. De overheid mag ingrijpen op zwaarwegende gronden, maar die waren er niet. Gedetineerden mogen hun kinderen zien. Ik niet, terwijl ik nooit een probleem met mijn zoon heb gehad. Hoe kan dat? Ik heb de Raad voor de Rechtspraak en de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd wat precies het belang van het kind in deze is, maar daar heb ik tot nog toe geen antwoord op gekregen.’’  -{{De jeugdzorg, het sociaal domein, wat niet jeugd-gezondheidszorg is, negeert het kinderrecht op open diagnostiek en interactiediagnostiek, met 'gelijke monniken gelijke kappen. Die in   artikel 24 lid 1 IVRK genoemde toegang tot passende gezondheidszorgvoorzieningen wordt zo vaak geblokkeerd door de jeugdzorg dat dit als een 'schadelijke traditie' is verworden, en dat past in lid 3 van IVRK24.}}

,,Door mijn ervaring met instanties ben ik heel kritisch geworden. Ik vroeg bijvoorbeeld het protocol op van een ondertoezichtstelling door Jeugdzorg. Dat kreeg ik niet, want dat hadden ze niet. Dat was onzin, ze hadden het wel.’’  -{{De WOB, Wet Openbaarheid van Bestuur,  wordt vaak met de voeten getreden door de jeugdzorg.}}

Berndsen: 'Het is nu tijd voor stappen'!

Sociaal pedagoog Harry Berndsen uit Burdaard deed jarenlang onderzoek naar rapportages van instanties als Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg. Volgens hem gaat er veel mis in de hele jeugdzorgketen, met onterechte uithuisplaatsingen en ondertoezichtstellingen van kinderen tot gevolg.  -{{Op hier staat in eerste deel argumenten met onderbouwende links, met wetenschappelijke inzichten, die bevestigen wat Berndsen vond.}}

In zijn rapport  ‘Keteninfantiliteit in de Jeugdzorg’ velde hij een hard oordeel over het functioneren van de jeugdzorgketen in Nederland. De kern van Berndsens kritiek luidde dat conclusies van instanties lang niet altijd op objectiveerbare feiten zijn gebaseerd, terwijl de Jeugdwet dat wel voorschrijft.

,,Ik zie in rapporten verzinsels, onjuistheden en ouders die een stigma opgeplakt krijgen, zoals een psychiatrische aandoening zoals borderline, PCF of narcisme. En als eenmaal is opgeschreven dat een instantie vindt dat je niet goed bij je hoofd bent, krijg je dat stigma bijna niet meer van je af.’’

Foutieve informatie die eenmaal is opgetekend kan van instantie naar instantie worden doorgegeven. ‘Keteninfantiliteit’ noemt Berndsen dit klakkeloos overnemen van wat er staat.  -{{Vermoedens worden suggesties worden 'feiten', als je maar doorfluistert! - De jeugdrechter, die beschikt in wat de jeugdzorg suggereert, is geen orthopedagoog of psychiater en wil dat ook niet weten. Het is geen kwaliteitscontrolemechanisme.}}

Berndsen noemde de kinderrechter ,,de zwakste schakel in de keten’’. ,,Die heeft tegelijkertijd de meeste macht, namelijk de beslissingsbevoegdheid over zaken als ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.’’

Wat het rapport heeft opgeleverd? ,,Veel discussie en reacties van mensen die zich er in herkenden en om hulp vroegen.’’

De reacties van de instanties zelf en de politiek stelden Berndsen teleur. ,,Die doen er het zwijgen toe.’’ Onlangs besloot de pedagoog te stoppen met zijn dossieronderzoek. ,,We weten nu wel wat er allemaal fout is. Het is nu tijd voor stappen.’’ Dus schreef hij een deel 2 met de oplossingen ,,die de rechter helpen om beslissingen beter te funderen’’.

Hierin houdt de pedagoog een stevig pleidooi voor professionele diagnostiek. Die houdt in dat de diagnose (over de pedagogische bekwaamheid van de ouders en de opvoedsituatie van de minderjarige) uitsluitend door een medicus, psychiater of gedragswetenschapper mag worden gesteld. Dit zal leiden tot kwaliteitsverbetering van de rechterlijke beslissingen, meent Berndsen. ,,Dan breek je de macht van de instelling oftewel de jeugdvoogd en kan deze zich weer richten op de kerntaak, het ondersteunen. Het contact met de kinderrechter verloopt dan uitsluitend door de Raad voor de Kinderbescherming, op academisch niveau.’’

Actieplan

In juni 2018 presenteerde minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) het actieplan ‘Verbetering feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen’  aan de Tweede Kamer. In het plan staan 21 acties die de Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis en ketenpartners {zelf schreven en} moeten uitvoeren.  -{{Het plan zou eerst op inbreng van ouders en hun wetenschappers geënt worden, met hun knelpunten en oplossingen, maar dat bevoel de jeugdzorglobby kennelijk niet. De slager wil diens eigen vlees keuren, en de politiek stemt daar mee in.}}

Doel is dat ze de basisbeginselen van deugdelijk feitenonderzoek beter gaan toepassen. Rapportages en verzoekschriften moeten voor kinderen en ouders begrijpelijk zijn en het doel ervan moet duidelijk zijn. Professionals moeten altijd hoor en wederhoor toepassen, kinderen en ouders inzage geven in dossiers en verkeerde informatie uit dossiers verwijderen of markeren als niet correct.

Aanleiding voor het actieplan was de onvrede van cliënten van de jeugdbescherming over de kwaliteit van het feitenonderzoek en de dossiervorming.

Volgens betrokkenen heeft het actieplan nog niet veel effect gehad. ,,De Jeugdzorg heeft al zo vaak beterschap beloofd, zonder juridische hervorming van het stelsel. Ouders lijken juist minder zeggenschap te hebben dan ooit’’, vindt Hendrik-Jan Oussoren.

Berndsen: ,,Het actieplan mist de scherpte om effectieve maatregelen in te voeren, en de cruciale inbreng van ouders die met instanties in de jeugdzorgketen te maken hebben ontbreekt. Bovendien, zolang de instanties blijven beweren zich niet te herkennen in de fouten die ze maken is er bij hen geen enkele motivatie om te veranderen.’’

Een vervolg komt hierna!

Lees ook: 'Met een stoornis sta je bij jeugdzorg met 10-0 achter'

Lees ook: 'Ook in Friesland worden helaas kinderen uit het raam gegooid'

[ Een andere case met bewijs  is hier  beschreven.]

Verantwoording

De redactie realiseert zich dat dit verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van een persoon. Objectiveerbare zaken zijn zo veel mogelijk gecheckt via officiële documenten. Het verhaal is voorgelegd aan het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid Friesland voor een reactie. Dat geeft aan niet te willen ingaan op individuele en/of lopende casussen, dus ook niet op deze, ondanks de schriftelijke toestemming die Hendrik-Jan Oussoren verleende om zijn zaak te bespreken in het kader van deze artikelenreeks.

Dossier Jeugdbescherming

De Leeuwarder Courant besteedt sinds vorige week aandacht aan kritiek op het functioneren van de jeugdbescherming in Friesland. Dinsdag 5 februari publiceerden we een verhaal met kritiek van zorgprofessionals, woensdag 6 februari een reactie daarop van de gecertificeerde instellingen Regiecentrum (G.I.) en Leger des Heils (G.I.)  en woensdag 13 februari 2019 volgt een interview met een kinderrechter. De artikelen zullen op internet gebundeld worden in het dossier Jeugdbescherming.

https://www.lc.nl/friesland/PvdA-Leeuwarden-wil-gesprek-over-jeugdbescherming-24168427.html :

Er moet een bijeenkomst met de gemeenteraad gehouden worden over jeugdbescherming.

Dat stelt de Leeuwarder PvdA-fractie voor naar aanleiding van publicaties in de Leeuwarder Courant over dit onderwerp. -{{Maar gemeentepolitiek en -ambtenaren zijn niet deskundig en negeerden de brief op  jeugdbescherming.jimdo.com  en de wetenschap, genoemd op  hier.}}

Hieruit blijkt onder meer dat jeugdbeschermers steeds vaker geconfronteerd worden met geweld en laster en dat de communicatie tussen betrokken instanties soms moeizaam verloopt, volgens professionals en ouders.  -{{De jeugdzorg houdt anti-propaganda tegen feiten over jeugdzorg.}}

De PvdA, die schriftelijke vragen stelt aan burgemeester en wethouders, wil onder meer weten of het college op de hoogte is van de klachten en hoe de informatieuitwisseling tussen organisaties verloopt.  -{{De politiek heeft geen idee waar de knelpunten echt liggen.}}

Ze stelt voor om een open podium te houden met vertegenwoordigers van Veilig Thuis, het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, de Raad voor de kinderbescherming en een kinderrechter.  -{{En weer vergeten ze de wetenschappers buiten de jeugdzorglobby en de ervaren ouders.}}

Lees ook ons dossier: jeugdzorg.

Wat niet in de krant komt:

 

Het doen van RegieCentrum

 

Bescherming & Veiligheid

 

in vervolg:

 

Het RegieCentrum Bescherming & Veiligheid (G.I. in Friesland) presteert het om onpedagogisch een vader weg te zetten als niet belanghebbende van het kind met kinderrechten, ondanks de wetenschap.

    12 maart 2019

De G.I. heeft eerst polariserend gewerkt in de omgangs-OTS in een bovengenoemde zaak, en dat een paar jaar verlengd, zonder duidelijk te werken aan het oplossen van de bedreiging (uit de tekst van BW1:255) middels het geven van goede voorlichting aan beide ouders naar de plicht aan de G.I. in BW1:262.

Het begrip ‘gelijke monniken gelijke kappen’ is de gezinsvoogdij vreemd.

 

Vader met gezag en family-life kreeg zelfs dossierstukken en het belangrijke PvA niet, tot jaren er op aandringen; de G.I. beweert dat hij het wel moest hebben verkregen, maar daarin stonden eisen aan hem, niet met hem overlegd, en hem onbekend, waaraan hij dus niet kon werken uit onbekendheid met de stukken.

 

De G.I. kon niet aantonen middels het contactjournaal of de opvolger (AVG art. 30)[i], genaamd “Register van de verwerkingsactiviteiten”, en daarin hoort de communicatie.

De G.I. blijft vaag en bewerend, en het is duidelijk dat de gezinsvoogdij niet inziet dat waar zij niet communiceren ouders of een ouder niet tot die verbetering kan komen die ze eisen.

 

Er wordt gewerkt of meegewerkt aan omgangssabotage: kind mag vader niet meer zien?!  {De G.I. noemt dat dat de ouder geen contact meer mag met het kind, niet redenerend vanuit het kind en diens psyche}.

Uiteindelijk wordt de vader uit diens ouderlijk gezag gezet (BW1:266 of 253n).

 

Eindelijk diagnostiek, maar zonder vader:

Nu pas wordt er geschreven over een te verrichten diagnose bij het kind.  De OTS wordt ook zonder gezagloos vader waarschijnlijk daarom verlengd.

Voor het kind is ook de vader belanghebbend, gezien de wetenschappelijke inzichten van Gresser en Weinberger.

Dus vraagt de vader de rechtbank om hem als belanghebbende aan te merken, en de rechtbank is welwillend.

 

Waar de G.I. geen afdekkende belangen zou hoeven te hebben, hoeft de G.I. daarop niet te reageren.  

Doch de G.I. reageert met een drogreden waarbij het kind en diens belang – de loyaliteitsconflictsignalen en de identiteitsontwikkeling ­ –  genegeerd of verzwegen wordt door op het laatst een verweer te schrijven, waarop de rechtbank overstag gaat.

 “Vader is geen belanghebbende in deze familiezaak”, omdat hij weggewerkt is uit het gezag, en zonder contacten met diens kind, dus: het kind zonder contacten met diens vader (denkt een rechter daar ooit over?).    CAPRD (uit DSM-5) is de rechtbank onbekend en de G.I. negeert dit pedagogisch gegeven.

 

Dat roept orthopedagogisch vragen op:

We vragen ons af wanneer de rechters gaan doorhebben dat de G.I., bekend met de brieven over omgangssabotagemogelijkheden en de wetenschap, tegen de pedagogie ingaat, zonder diagnostieke, strafrechtelijke of andere verifieerbare redenen, met bewijs.

 

Nu pas is er sprake van diagnostiek, en hoe zal dat komen waar omgangssabotage als een vorm van kindermishandeling (een bedreiging voor het kind uit BW1:255) bekend mag worden verondersteld!

_________________

[i]:  AVG artikel 30:  “Register van de verwerkingsactiviteiten”

De G.I. is een verwerker van hun dossier. De gezinsleden zijn dan opvragenden en de privépersonen.

1.     Elke verwerkingsverantwoordelijke en, in voorkomend geval, de vertegenwoordiger van de verwerkingsverantwoor­delijke houdt een register van de verwerkingsactiviteiten die onder hun verantwoordelijkheid plaatsvinden. Dat register bevat alle volgende gegevens: a) de naam en de contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke en eventuele gezamenlijke verwerkingsverant­woordelijken, en, in voorkomend geval, van de vertegenwoordiger van de verwerkingsverantwoordelijke en van de functionaris voor gegevensbescherming; b) de verwerkingsdoeleinden; c) een beschrijving van de categorieën van betrokkenen en van de categorieën van persoonsgegevens; d) de categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, onder meer ontvangers in derde landen of internationale organisaties; e) indien van toepassing, doorgiften van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie, met inbegrip van de vermelding van dat derde land of die internationale organisatie en, in geval van de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, bedoelde doorgiften, de documenten inzake de passende waarborgen; f) indien mogelijk, de beoogde termijnen waarbinnen de verschillende categorieën van gegevens moeten worden gewist; g) indien mogelijk, een algemene beschrijving van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 32, lid 1. 2. De verwerker, en, in voorkomend geval, de vertegenwoordiger van de verwerker houdt een register van alle categorieën van verwerkingsactiviteiten die zij ten behoeve van een verwerkingsverantwoordelijke hebben verricht. Dit register bevat de volgende gegevens: a) de naam en de contactgegevens van de verwerkers en van iedere verwerkingsverantwoordelijke voor rekening waarvan de verwerker handelt, en, in voorkomend geval, van de vertegenwoordiger van de verwerkingsverantwoor­delijke of de verwerker en van de functionaris voor gegevensbescherming; b) de categorieën van verwerkingen die voor rekening van iedere verwerkingsverantwoordelijke zijn uitgevoerd; c) indien van toepassing, doorgiften van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie, onder vermelding van dat derde land of die internationale organisatie en, in geval van de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, bedoelde doorgiften, de documenten inzake de passende waarborgen; d) indien mogelijk, een algemene beschrijving van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 32, lid 1. 3. Het in de leden 1 en 2 bedoelde register is in schriftelijke vorm, waaronder in elektronische vorm, opgesteld. 4. Desgevraagd stellen de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker en, in voorkomend geval, de vertegen­woordiger van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker het register ter beschikking van de toezichthoudende autoriteit. 5. De in de leden 1 en 2 bedoelde verplichtingen zijn niet van toepassing op ondernemingen of organisaties die minder dan 250 personen in dienst hebben, tenzij het waarschijnlijk is dat de verwerking die zij verrichten een risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen, de verwerking niet incidenteel is, of de verwerking bijzondere categorieën van gegevens, als bedoeld in artikel 9, lid 1, of persoonsgegevens in verband met strafrechtelijke veroorde­lingen en strafbare feiten als bedoeld in artikel 10 betreft.

Lees ook artikel 12 – 16 in de privacywetgeving AVG op   https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/sites/default/files/atoms/files/verordening_2016_-_679_definitief.pdf .

Opmerkelijk verweer van het bestuur G.I.:

Het is opmerkelijk, waar onpedagogisch gedrag bij de G.I. aantoonbaar is, mw. Sinot, bestuurder van de G.I. Regiecentrum Bescherming & Veiligheid, beweert dat het maar weinige ouders betreft die klagen en dat dit een klein groepje  niet-realisten is.  Het krantenartikel staat hier

 

Waar de groep waar het een beetje goed gaat na 2 jaren OTS slechts 28% is, en de rest, die 72%, na twee jaren OTS de helft zelfs verslechtert, is de realiteitsbeleving van mw. Sinot kennelijk dat de realiteit is dat machthebbers nu eenmaal de macht hebben en kunnen insinueren omdat rechters toch geen orthopedagogen zijn en op geloof gokken op de jeugdzorgprofessional.

 

Ook mw. Sinot, het bestuur van de G.I., hééft de brief gekregen, naast het WOB-verzoek van vorig jaar,  over de moderne wetenschappelijke inzichten, waarbij o.a. woorden van prof.dr.med. Ursula Gresser zijn aangehaald. Gresser spreekt: “Kinderen hebben behoefte aan contact met de eigen ouders; risico op depressie is groot bij kinderen onder het gescheiden zijn van diens ouder of ouders. … Contactsabotage naar ouders maakt kinderen na de scheiding ziek.” ... “Het verlies van contact met levende ouders schaadt kinderen ongeveer twee keer zo lang en drie keer zo intens als het contactbreuk wegens de dood van een ouder.” De arts heeft de zes meest recente internationale studies over dit onderwerp geëvalueerd.
Volgens de door haar onderzochte studies treedt het vaakst depressie op, op de tweede plaats verslaving, als stoornis.  Ze vervolgde: “Rechters en ‘jeugdbescherming’ kunnen zich niet langer erop beroepen dat ze d.m.v. een contactbreuk (of te slechte bezoekregeling) ‘ten behoeve van een kind’ handelen. Diegene die nog steeds verlies van contact veroorzaakt, heeft nu kennis over het schadelijk effect.”

Dat onlangs nog bleek dat het na een tijdje OTS niet goed gaat blijkt uit de wetenschappelijke grafiek (2016):

Het krantenartikel (Leeuwarder Courant) over het verweer van de G.I. staat hier.

De resultaten zijn er naar, na het 18e jaar van jeugdzorgkinderen:

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Leeuwarder Courant

 

“Ook de kinderrechter heeft wel eens twijfel” 

 

 

{>^Hoe rechters denken:^<}

 

12 februari Ines Jonker Friesland 

Op: https://www.lc.nl/friesland/Ook-de-kinderrechter-heeft-wel-eens-twijfel-24171346.html :

 

,,Ik ben er van overtuigd dat ouders bijna altijd het beste voor hun kinderen willen, en dan is het misschien lastig als iemand anders voor jouw kind beslist’’, zegt kinderrechter Tilly van der Hoeven. {Dat zal wel zeker, en waar er onenigheid is is degelijker, diagnostieker onderzoek nodig, naar kinderrecht IVRK art. 24 lid 1, maar daar lijken jeugdrechters nooit van gehoord te hebben. Al is dat wel in het belang van het kind waar "Is de zorg gegrond?”van kinderombudsman Dullaert een historisch feit is en te denken geeft, naast wat Ursula Gresser tegen rechters spraak}.

 

Tilly van der Hoeven (57) is sinds 2008 kinderrechter bij de rechtbank in Leeuwarden en neemt in die functie besluiten over de ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing van een kind. Een hele verantwoordelijkheid, beseft zij. En ja, soms is er twijfel. ,,De ene beslissing is makkelijker dan de andere, maar als ik eenmaal beslis sta ik daar helemaal achter. Toch ben ik blij dat er hoger beroep mogelijk is.’’

 

-{En natuurlijk kan een jeugdrechter vragen om de diagnostieke rapporten zelf, en de onderzoeksvragen, zwart op wit, het er niet bij laten zitten dat de jeugdzorg samenvattingen geeft die mogelijk een stempel vertonen van de “perverse prikkel” die de kinderombudsman vermoedde (op pag. 93 van diens rapport in 2013) of mogelijk enkel beweringen zijn.}

 

Aanleiding voor het gesprek is kritiek van zowel ouders als professionals op de machtige positie van kinderrechters die het eindoordeel vellen in een langlopend proces. -{Wat natuurlijk vreemd is omdat rechters juristen zijn maar geen orthopedagogen die latere gevolgen voor het kind beter kunnen beoordelen}.

 

De kinderrechter buigt zich over een zaak op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die adviseert om een kind onder toezicht van een gezinsvoogd te stellen (OTS) of uit huis te laten plaatsen (UHP). Hoe komt u tot uw oordeel?

 

,,Op de zitting is iemand van de Raad {onbeëdigd} aanwezig, de ouders, soms met een advocaat, het kind als het boven de twaalf is en, als er een OTS komt, een {onbeëdigd} vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling zal uitvoeren. Ik heb dan al apart met het kind gesproken. Dat doe ik in een kindvriendelijke setting, zonder toga. Ik leg uit wat de maatregel betekent {voor zover een rechter weet heeft van wat de wetenschap vond van de werking van beschermingsmaatregelen waar ouders niet eerst degelijk en veelzijdig zijn voorgelicht om een keuze te kunnen maken, en vaak vergeet de rechter dan over de sfeer te spreken die beïnvloed wordt door een maatregel}, informeer hoe het gaat, thuis en op school en ik vraag naar de zorgen uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Soms zegt een kind dat het wel goed is dat iemand komt helpen.

 

Ik heb het rapport van de Raad van tevoren gelezen en weet welke zorgen er {gedacht worden te} zijn. Ik heb dus één kant van het verhaal gehoord en daar kunnen ouders op reageren. –{Maar ouders zijn geen orthopedagogen en hebben veelal niet de brede voorlichting verkregen om bewust te zijn welke trajecten er bestaan; en ze mogen meestal hun deskundige niet ter zitting meenemen: Rv803}.  Het is echt een kwestie van hoor en wederhoor. –{Maar geen equality of laws (EHRM),  geen gelijkwaardigheid qua kennisniveau; daarbij mogen vaal ouders geen getuige-deskundige, een specialist ter zitting meenemen omdat onder Rv803 omdat de jeugdzorg als 'belanghebbende' geen tegenspraak wenst en de privacy noemt (die de specialist uiteraard reeds kent) als afschermende reden; een rechter heeft daarin geen inzicht}. Alles wat ik hoor telt mee in de afweging die ik maak. De kernvraag is: zijn er genoeg gronden aangevoerd om aan de wettelijke criteria voor een OTS of UHP te voldoen?

 

(Lees ook:  'Mijn grootste fout is dat ik hulp heb gezocht voor mijn kind') 

 

Rapporten van instellingen vormen een belangrijke informatiebron voor de rechter. Critici oordelen dat de kwaliteit hiervan soms rammelt doordat informatie klakkeloos wordt overgenomen en dat er soms waardeoordelen in staan. Hoe oordeelt u over de kwaliteit hiervan??

 

,,In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming staat precies{??} waar het advies op gebaseerd is, waar de informatie vandaan komt en van welke informanten –{en vaak niet welke sturende onderzoeksvragen die hebben verkregen, en niet welke hoge beroepsregistratie en specialisatie die hebben. De naam van de informant wordt vaak niet eens genoemd ter verificatie}. Dat is heel transparant. –{Tja… ‘Transparant’ indien men daarop goedgelovig gokt}. Daarnaast zijn er de verzoeken van de gecertificeerde instellingen (G.I.). Bij zo’n verzoek zit een rapportage van wat de ‘reden’ was voor de OTS en wat er het afgelopen jaar is gebeurd en gedaan om de situatie te verbeteren –{en vaak ook niet onderbouwd concreet welke voorlichting ouders hebben verkregen en hoe het kind met welke therapie er op vooruit is gegaan met de meting n.a.v. IVRK art. 24 en 25}. Ouders klagen er wel over dat daar oude informatie in staat, maar voor de kinderrechter is het toch belangrijk dat te weten. Soms is informatie die in de rapportages staat onjuist of achterhaald, bijvoorbeeld een gestelde ‘diagnose’ waarvan later is gezegd dat die toch niet klopt. Of vermoedens van een aandoening of stoornis, waarvan later is vastgesteld dat die persoon daar niet aan lijdt. Dan vragen we de gezinsvoogd of G.I. inderdaad wel om dat uit de rapportages te halen.’’ -{En hoe zelden geeft een gezinsvoogd gevolg aan waar de AVG toe verplicht, zelfs wanneer een rechter dit bevestigt? De gezinsvoogd verschuilt zich achter de Jeugdwet, eigen protocollen en zegt dat verzoeken onder de Awb uitgesloten zijn omdat de G.I. op een uitzonderingslijst staat, die eigenlijk n.v.t. is.   De G.I. zegt doodgemoedereerd dat "het noodzakelijk is dat het blijft staan" en geeft geen gevolg, en derden blijven met deze foute gegevens op de proppen komen (zie hier)}.

 

Hebben kinderrechters voldoende kennis van pedagogische inzichten??

 

,,Daar worden we voortdurend in bijgeschoold. Iedere rechter die kinderrechter wordt, moet cursussen volgen op het gebied van {door de jeugdzorglobby aangereikte, erg algemene} wetenschappelijke opvattingen over de ontwikkeling van kinderen: ontwikkelingspsychologie, de omgang met deskundigen, praten met kinderen, hechtingsprocessen et cetera. Dat is heel belangrijk voor ons. Dus als er wordt gezegd dat we weinig pedagogische kennis hebben, herken ik me daar niet in. We doen van alles om op de hoogte te blijven.’’

 

[Als er wordt gezegd dat we weinig pedagogische kennis hebben, herken ik me daar niet in. We doen van alles om op de hoogte te blijven.]

 

Vertegenwoordigers van instellingen zouden niet altijd inhoudelijk op de hoogte zijn van dossiers. Wat is uw ervaring hiermee?

 

,,In Leeuwarden hebben we over het algemeen de eigen {onbeëdigde} gezinsvoogd op de zitting. Daar zijn we heel blij mee omdat die het best op de hoogte is. Als deze persoon verhinderd is, vraagt hij of zij een collega. Het is de bedoeling dat de informatie wordt overgedragen maar soms gebeurt dat niet. Dat kan aanleiding zijn om een nieuwe zitting te plannen. Rechters zijn zich er heel erg van bewust dat ze iedereen moeten horen. Ik probeer alle betrokkenen de kans te geven te zeggen wat hij of zij wil {maar de specialist van ouders wordt geweerd van de zitting}.’’

 

In zijn publicatie ‘Keteninfantiliteit in de jeugdzorg’ stelde sociaal pedagoog Harry Berndsen vorig jaar dat kinderrechters de zwakste schakel zijn in de jeugdzorgketen en tegelijkertijd de meeste macht hebben; omdat ze als jurist vooral naar de procedure kijken en minder naar gevolgen voor het kind. Ze moeten dus kunnen vertrouwen op de kwaliteit van het advies.*

 

,,Natuurlijk zijn wij afhankelijk van de informatie die we krijgen aangeleverd. Maar als wij twijfelen, of niet genoeg informatie denken te hebben om te beslissen, kunnen we zelf deskundigen inschakelen of rapporten opvragen. Dan schakelen we vaak het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) in, dat zelf een onderzoek gaat doen –{En die krijgt dan de mogelijk sturende of beperkende informatie en onderzoeksvragen vanuit de jeugdzorg… Gewone specialisten uit passende gezondheidszorg worden zelden of nooit aangewezen}. Dat gebeurt {maar} een paar keer per jaar, het zijn heel dure onderzoeken.

 

En macht? We nemen natuurlijk wel het uiteindelijke besluit, en de ene beslissing is makkelijker dan de andere. Natuurlijk twijfel ik wel eens wat ik moet beslissen, maar als ik eenmaal beslis, sta ik daar helemaal achter. Toch ben ik blij dat er hoger beroep mogelijk is, want een andere/hogere rechter kan er natuurlijk anders over denken dan ik, en dan heeft degene die niet zijn zin heeft gekregen nog een kans om het voor te leggen. –{“Zijn zin” of het bewaken van de zorg voor diens kind, naar BW1:247 en naar kinderrecht; het kind moet dan heel lang in een waarschijnlijk verkeerd hulptraject zonder hulp verkeren, en ook die raadsheren kunnen veel onzin overnemen die de jeugdzorg dan heeft gecreëerd. En welke ouders kunnen een hoger beroep betalen? En wat moeten ouders in Hoger beroep met zo'n opeenstapeling van insinuaties en valse gegevens; wil een raadsheer dat wel onderzoeken? Weten ouders wel niet-reactief een verzoekschrift te schrijven met waar het wèl om gaat, met zeer beknopte ontkrachting van alle insinuaties? Jeugdrechters in 'civiel' kijken toch vaak niet naar inhoudelijk bewijs, dus veel ouders mogen praten als Brugman, hoe serieus wordt hun inbreng genomen?! }. En als het heel moeilijk is, overleg ik met mijn collega’s. Ik moest bijvoorbeeld een keer oordelen over een OTS voor een kind in een gezin waar ontzettend veel weerstand was tegen de {mogelijk afdreigende en/of liegende} gezinsvoogd. In principe was aan alle criteria voldaan, maar ik vroeg mij sterk af, vanwege de problematiek van dat kind: zou het in dit geval geen averechtse werking hebben? Ik heb een leerplichtambtenaar en een hulpverlener geraadpleegd en de OTS uiteindelijk afgewezen.’’

 

[Natuurlijk twijfel ik wel eens wat ik moet beslissen, maar als ik eenmaal beslis, sta ik daar helemaal achter.]

 

Ouders die zich bij de krant melden, hebben nogal eens slechte ervaringen met gezinsvoogden. Wat is uw indruk van de kwaliteit van gezinsvoogden?

 

,,In de eerste plaats dat ze zich heel erg bewust zijn {of doen alsof} van hun verantwoordelijkheid, in de tweede plaats dat ze zich uit de naad werken. –{Gezinsvoogden lijken zich uit de naad te werken omdat ze te weinig het hulptraject diagnostisch laten bepalen; het verzinnen en opschrijven van beweringen en vermoedens kost tijd, terwijl er kan worden afgegaan op het advies van specialisten die een effectiever hulptraject kunnen verstrekken}. Het is een hele zware baan, en er is heel veel verloop. Iedere gezinsvoogd moet geregistreerd zijn in het Kwaliteitsregister Jeugd {slechts SKJ} en valt onder de werking van het {lage, vage} tuchtrecht. Er worden nu veel jonge mensen opgeleid tot gezinsvoogd. Dat die zelf nog geen kinderen hebben, vind ik niet bezwaarlijk. Ze hebben een goede opleiding en kunnen soms met een heel frisse, open blik tegen dingen aankijken. Ik vind het kwalijker dat er veel wisselingen zijn, waardoor gezinnen weer aan een nieuw iemand moeten wennen. –{Dat gezinnen graag een niet-manipulatieve gezinsvoogd wensen, is begrijpelijk}.

 

Kijk, een gezinsvoogd heeft natuurlijk een hele andere positie dan de ouder. Ik ben ervan overtuigd dat ouders bijna altijd het beste voor hun kinderen willen, en dan is het misschien lastig als iemand anders –{liegend of gokkend}– voor jouw kind beslist. Ik moet wel zeggen dat een ondertoezichtstelling het meeste effect heeft als er een goede samenwerking is met de gezinsvoogd.’’ Soms is het best lastig te bepalen in hoeverre er sprake is van zaken die kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigen, vindt Van der Hoeven, zelf moeder. ,,Toen ik dit werk net deed, dacht ik wel eens bij het lezen van een dossier: oeps, dat doe ik ook wel eens thuis. Bijvoorbeeld uitvallen naar je kind als je gestrest bent. Dat geldt voor elke ouder. -{Een orthopedagogische maat wordt niet genomen; de aangedikte beweringen worden op de gok geloofd, omdat de sociaal werker in jeugdzorg geloofd wordt als 'professional', wat broodverdiener betekent, en waar ook slagers en glazenwassers professioneel zijn; wie wil geopereerd worden door een professional waar er specialisten bestaan?!}.  Maar het is net de mate waarin dingen gebeuren die bepalen of een kind daardoor beschadigd kan worden of in zijn ontwikkeling bedreigd.’’  -{En weet de rechter van het afwegen tegenover de kennis die onafhankelijke wetenschappers gaven over de ernstige bedreiging die veroorzaakt wordt dóór dwangzorg? We nemen dat eigenlijk nóóít waar dat die overweging wordt opgeschreven, dus is er geen controle op!}.

–{Dat daarbij de ouders niet bewezen zwart op wit de juiste voorlichting hebben gehad,en daarop geen keuze konden maken, wordt niet in de rechtsvinding meegewogen}.

 ____________

 

*: Vergelijk de woorden van de onafhankelijke, echte wetenschap: Internist prof.dr.med. Ursula Gresser, 2015.**    Ze spreekt: “Kinderen hebben behoefte aan contact met de eigen ouders; risico op depressie is groot bij kinderen onder het gescheiden zijn van diens ouder of ouders. … Contactsabotage naar ouders maakt kinderen na de scheiding ziek.” {Dit geldt zeker ook bij Uithuisplaatsingen, dubbelop}. “Het verlies van contact met levende ouders schaadt kinderen ongeveer twee keer zo lang en drie keer zo intens als het contactbreuk wegens de dood van een ouder.” De arts heeft de zes meest recente internationale studies over dit onderwerp geëvalueerd.
Volgens de door haar onderzochte studies treedt het vaakst depressie op, op de tweede plaats verslaving, als stoornis.  Ze vervolgde: “Rechters en ‘jeugdbescherming’ kunnen zich niet langer erop beroepen dat ze d.m.v. een contactbreuk (of te slechte bezoekregeling) ‘ten behoeve van een kind’ handelen. Diegene die nog steeds verlies van contact veroorzaakt, heeft nu kennis over het schadelijk effect.”  Zo schaadt het durend te hoge Cortisolgehalte bij vreemde wegplaatsing naar een onbekende setting het kind fysiek, naast stressreacties die het kind in zelfverdediging verbergt, internaliserend, al kan een externaliserend gedrag daaruit ook resulteren. (**:  https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/wertenschap-kind-oudercontact-schaden-is-schadelijk/ met het vertaald onderzoekssamenvatting: https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/wertenschap-kind-oudercontact-schaden-is-schadelijk/gresser-vertaald-onderzoek/).

 

 Een meer individuele reactie staat hieronder, om het plastischer te maken.

 En daaronder staan enige kinderrechten...

 

Reactie 1 op ‘De kinderrechter twijfelt ook wel eens’

 

uit de Leeuwarder Courant, 13 februari 2019.

Enkele praktijkvoorbeelden  (dikgedrukt en tussen aanhalingstekens) de uitspraken van rechter Tilly van der Hoeven:

 

Rechter: ‘Ik heb dan al apart met het kind gesproken.’ (ouder dan 12 jaar):

 

-       Hebben rechters kennis van ouderverstoting (CAPRD ofwel PAS)?? Kunnen zij dit zo even ter zitting waarnemen, net zo als het onderkennen bij een ouder met bijv. veel (verborgen) narcistische kenmerken en de gevolgen voor het gedrag van het kind? {Verwonderlijk omdat een arts en heel anamnistisch traject moet doen voor een diagnose en passend hulptraject -- TjS bij de opmerkingen}.

 

-       Bij jongere kinderen zou het logisch zijn dat er een deskundigen-onderzoek/-rapport komt. IVRK art. 24 lid 1 bestaat immers niet voor niets! De rechters, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en het Regiecentrum voor Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden (G.I.) hebben de video’s in onderhavige zaak over ‘HET’ probleem van het kind, m.n. de overdracht naar de moeder (opnames waren er ook van overdracht naar vader) geweigerd te zien. {Is dat ‘wegen’?}.  Ook de meerdere schriftelijke meldingen hierover zijn genegeerd, en geweigerd om met de buurt te praten. De RvdK, en daarmee de rechter naar lid 4 van BW1:255,  had de G.I. de opdracht voor de OTS gegeven om die overdrachten te onderzoeken, maar de G.I. en alle rechters negeerden dat.  –{BW1:255 geeft de G.I. de taak voortvarend te werken aan die genoegde ‘ernstige bedreiging’ uit de wettekst. Deze G.I. deed dat dus niet, want het moet met voorlichten kunnen binnen een paar maanden; ouders bewustzijn bijbrengen wat het kind bij welke representatiekeuze voelt en ondergaat! - Een OTS-verlenging moet een alarmsignaal zijn naar de rechter dat de G.I. zich niet houdt aan de verstrekte taak! Een  omgangs-OTS hoeft niet een  half jaar of langer te duren bij goede  voorlichting  en degelijk  meten !}.

 

‘Ik heb het rapport van de Raad van tevoren gelezen en weet welke zorgen er zijn. Ik heb dus één kant van het verhaal gehoord en daar kunnen ouders op reageren. Het is echt een kwestie van hoor en wederhoor.’

-       ‘…weet welke zorgen er zijn.’  ‘Weet’ moet vervangen worden in: ‘dat de rechter heeft gelezen welke zorgen het Raadsrapport vermeldt.’ Het blijkt (kinderombudsman e.d.) dat ook Raadsrapporten niet alleen op feiten gebaseerd zijn en de raadsmedewerker ook klakkeloos hebben overgenomen wat eerdere ketenpartners bewezen onjuist hebben opgeschreven (keteninfantiliteit).  Tevens is het aantoonbaar dat bewijs voor feiten niet wordt geaccepteerd binnen de keten, aangezien de ketenpartners niet aan ‘waarheidsvinding’ doen, en de echte verifieerbare feiten als ‘mening’ binnen de keten worden weggezet in de verstopte bijlage. Als de rechters het rapport gelezen hadden, zouden ze om onderzoek van de overdrachten {interactiediagnostiek ofzo} gevraagd hebben.

-       Structureel zijn het Plan van Aanpak (PvA) en evaluatie niet voorafgaande aan de zitting door de G.I. aan [in dit geval] vader gecommuniceerd/verstrekt. Hierdoor is er bewust een eenzijdig beeld door de G.I. weergegeven.  De rechter wist dit aangezien het onderdeel duidelijk ontbrak. Echter kreeg deze vader geen gelegenheid om alsnog zijn mening op de documenten, waarop de rechter de uitspraak mede baseerde, te geven. Ook werd het PvA door de G.I., ondanks de wettelijke verplichting, niet altijd verstrekt  voor een rechtszitting.  Ook dit werd geaccepteerd door de rechters, het McMichael-arrest  negerend. Zelfs toen vader stelde de verplichte documenten niet verkregen te hebben (met voor hem onbekende voorwaarden) en de G.I. dat ontkende, ging de rechter mee in de aantoonbare onwaarheid van de G.I..  Het verstrekken moet staan in het contactjournaal of het document uit AVG art.30, wat verplicht is. Het simpel verifiëren door de rechter om dit te doen overleggen was voldoende geweest.  Door mee te gaan met deze leugen kreeg vader daardoor beperktere omgang en geen hoofdverblijf meer, c.q. werd het kind gestraft met waar internist Ursula Gresser  op  wees. De RvdK stond zonder dossierkennis achter de G.I..  Conclusie van de rechter bij ‘toetsing’ had dan moeten zijn dat zowel de RvdK als de G.I. hierin onbetrouwbaar bleken (c.q. met LJN BD1113 aan inspanningsverzuim deden ten koste van een passend hulptraject met toepassen van BW1:262).

 

De kernvraag is: zijn er genoeg gronden aangevoerd om aan de wettelijke criteria voor een OTS of een UHP te voldoen?

-       De aangevoerde gronden voor verlenging OTS zijn niet onderzocht op feiten. De rechter toetste niet en geloofde blind de onbeëdigde, liegende ‘professional’.

-       Er is geen onderzoeksrapport overlegd dat de (medische) basis voor de zorgen onderschreef omdat er simpelweg geen (diagnostisch) specialist betrokken is geweest. (Zelfs een gedragswetenschapper heeft niets waargenomen).

 

‘Dan vragen we  de gezinsvoogd of de G.I. inderdaad wel om dat uit de rapportages te halen’.  ('t gaat om onjuiste of achterhaalde informatie).  

-       Benieuwd wie we  zijn, want wij als grootouders en vader hebben die rechters nog niet meegemaakt die dat gevraagd hebben. Als een gezinsvoogd bijv. geschreven heeft over ‘volgens de onderzoeken’ of ‘en de vader vraagt ter zitting welke’ (want die zijn hem niet bekend), vraagt de rechter niet aan de gezinsvoogdes om deze te tonen. Als de vader vraagt om onderbouwing van uitspraken, dan hoeft de gezinsvoogdes dit niet te doen van de rechter. (Het motiveringsbeginsel wordt met voeten getreden. Awb3:46 geldt.  De Beginselen van Behoorlijk Bestuur….).

-       Rechters gaven aan dat feiten er niet toe deden, alleen meningen en visies (van de gezinsvoogdes). Er is geen bewijsrecht, dus niet aan te tonen dat jeugdzorgrapportages e.a. feitelijk onjuist zijn.  Erger nog: er zijn beschikkingen en processen-verbaal (=notulen ter zitting) die van elkaar afwijken. In een beschikking staat bijv. iets dat besproken zou zijn op de zitting wat niet het geval is. Verder zijn in beide ook o.a. het door de vader benoemen van wetten, kinderrechten, bestuurlijke zorgvuldigheid, McMichaels-arrest e.a. weggelaten! Wat prof. C. Forder schreef aan begrenzen door uitspraken door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is reeds vergeten in dit blijkbaar gemakzuchtig, juridisch uithoekje van de rechtspraak.

-       De ter zitting gestelde onwaarheden zijn niet meegewogen of meegenomen zo blijkt uit de diverse beschikkingen en prosessen-verbaal.

 

Voldoende kennis van pedagogische inzichten – ‘Daar worden we voortdurend in bijgeschoold.’ Iedere kinderrechter ‘moet cursussen volgen op het gebied van wetenschappelijke opvattingen over de ontwikkeling van kinderen: ontwikkelingspsychologie, omgang met deskundigen, praten met kinderen, hechtingsprocessen etc.’

-       De gezinsvoogd zei dat de vader geen contact meer mocht hebben met de familie van de moeder, die dat juist wel wilde. –{Hoe ònpedagogisch en ònnozel moet je zijn om daar in te trappen?! De rechter gokte op de gezinsvoogd. Waar is het doel als pedagogisch handelen niet mag?}. Het kind van 3 jaar moet gescheiden de familiebanden leren kennen”!?!  De rechter ging daarin mee. Hierbij hebben wij en onze hele omgeving toch echt getwijfeld aan die kennis en zelfs aan het normale verstand van die kinderrechter. Aan de anonieme gedragswetenschapper van het G.I. hebben wij gevraagd naar een (wetenschappelijke) onderbouwing, maar zoals gewoonlijk, kregen we op verzoekschrift daartoe geen antwoord. (Behoorlijk bestuur?).

-       Zelf heb ik als ‘oma’ in mijn opleiding 4 jaar {geen paar dagen} pedagogie en psychologie (onderwijs) gehad en later 2 jaar remedial teaching en cursussen over Autisme en ADHD. Daarmee zijn signalen/gedragingen te herkennen en handreikingen hoe om te gaan met…. Maar het labelen moest, naar opleiding, toch echt door gedegen diagnostisch onderzoek door een psycholoog en/of (ortho)pedagoog plaatsvinden.

-       De rechters, die op basis van slechte communicatie tussen ouders (niet onderzocht waardoor dit komt) en door verzet van de vader tegen leugens en beschuldigingen van gezinsvoogden, beschikten dat de omgang verminderd en gestopt moest worden en de rechter die vader daarna ook het gezag af nam, hebben geen enkele kennis in de praktijk gebracht t.a.v. hechting en de schadelijkheid van oudervervreemding (CAPRD). Die rechters hebben zelf -{met hun ongeïnteresseerdheid of onkunde en gokwerk} dit kind mishandeld. Want dat stelt de wetenschap!!!

 

‘Als wij twijfelen kunnen wij zelf deskundigen inschakelen’.

-       Er is geen gebruik gemaakt van deskundigen ondanks dat die er waren (en ook Rv art. 810a werd vergeten). Er was o.a. interactie-onderzoek gedaan door één door vader ingeschakelde deskundige. Dit werd echter door de rechter als ‘probleem bij vader’ neergelegd omdat deze door hem was ingeschakeld en niet door de G.I., alsof een echte beroepsgeregistreerde deskundige met BIG, NVO of NIP geen beroepscode zou hebben (is dat de waard die zijn klanten niet vertrouwt?)... De uitkomst van het deskundige-onderzoek werd dan ook niet meegewogen door de rechter.

-       Ook de verzochte Bijzondere Curator voor het kind werd afgewezen omdat de G.I. dat niet nodig vond. {De G.I. is en blijft juridisch [tegen]partij! Dit heet onverantwoorde polarisatie in weging.}.

-       Wij nemen aan dat de kinderrechters weten dat gezinsvoogden foute informatie geven (Dullaert, 2013), maar daar niet tegen op willen treden. Dus zou er altijd twijfel moeten zijn, en dus altijd wel een diagnostisch specialist inschakelen conform kinderrecht IVRK24.1.

-       Wij, grootouders en vader, hebben rechters gehad die niet twijfelden, die feiten niet getoond wilden zien, en gewoon achter de liegende gezinsvoogdes gingen staan. Die één door vader geregeld interactie-onderzoek niet mee wilden nemen omdat dit niet door de (ondeskundige) gezinsvoogden (vergelijk Jw 3.2 lid 2) was uitgevoerd, die in 3 jaar dit niet hebben willen initiëren, wetende dat het bij vader goed was (want daar lagen al zoveel verklaringen van, ook van familie van  moeder). -{Een gezinsvoogd is geen specialist! Ze is even deskundig als de slager of glazenwasser. Er is voor kwaliteit een specialist nodig met genoemde beroepsregistratie. Dan is SKJ toch echt te laag, enkel goed voor het lage sociaal domein, dat niet zou mogen schaden}.

 

‘Als we twijfelen….’     ‘Dan schakelen we vaak het NIFP’…    ‘Dat gebeurt een paar keer per jaar, het zijn heel dure onderzoeken’   -{Duur; dat hoeft niet bij een kwalitatief goede specialist!}.

-       Bij twijfel lijkt onderzoek ons de enige optie, want het gaat over kinderlevens. Wij hebben geen twijfelende rechters meegemaakt, wel rechters die feiten en aantoonbare leugens niet wensen mee te nemen in hun overwegingen.

-       Een paar keer per jaar is vaak? Of bedoelt de rechter dat, als dat bij hoge uitzondering dus gebeurt, het dure instituut ingeschakeld wordt? {Er zijn goedkope diagnostisch specialisten, omdat die kort en effectief werken, en niet zo duur als OTS-verlengende gezinsvoogden, waar kinderen lijden onder het gebrek aan goede representatie en contact met de beide eigen ouders!}.

-       Geldgebrek veroorzaakt dus foute beslissingen en kindermishandeling {vergeleken met kinderrecht IVRK24 lid 1 waar geldgebrek of wachtlijsten te toegang daartoe bezwaren of verhinderen; dàn leze men lid 3: de schadelijke traditie stopzetten}.

 

‘Toch ben ik blij dat er hoger beroep mogelijk is want een andere/hogere rechter kan er natuurlijk anders over denken dan ik en dan heeft degene DIE NIET ZIJN ZIN heeft gekregen nog een kans om het voor te leggen.’

-       Hoger Beroep is, na al een HB gehad te hebben en vele zittingen, financieel niet meer mogelijk, want een HB kan niet zonder advocaat. –{Daarom zijn G.I.’s verzot op rechtszaken waardoor ouders uitgekleed worden en gefrustreerd raken, en dan heb je achteraf bewijs gecreëerd}.

-       Had niets met ‘JE ZIN krijgen’ te maken; had te maken met dat er beschikt was op basis van foute jeugdzorgrapportages met verzwijgen, verzinsels en leugens. En op basis van een vertegenwoordigster van de RvdK geen dossier gelezen had en, tegen het eigen raadsrapport in, blind met de G.I. mee ging. En dat de G.I. geweigerd had ‘zicht te krijgen op de vader’ (interactiediagnostiek; Jw4.1.1), en tegen de rechter ter zitting zei ‘geen zicht te hebben’ (deze onlogica ontging de rechter). Op basis ook van dat er gesteld werd dat er van de moeder verwacht kon worden dat zij het beste zou communiceren, terwijl het Raadsrapport toch sprak dat moeder moest ‘leren’ open en eerlijk te communiceren, en terwijl bekend was dat communicatie juist een probleem voor moeder was. Die rechter had zeker het raadsrapport NIET gelezen. –{Dus loog de rechter naar de pers}.

-       Er ging een lange tijd overheen voordat er een HB plaatsvond en ondertussen was het kwaad geschied naar het kind, en was er besloten tot hoofdverblijfplaats van vader naar moeder en een 14-daagse weekeindregeling bij vader. Dit  voor een uitgesproken vaderskind, en de onpedagogische gezinsvoogden hebben de omgang met vader tussentijds onwettig gestopt.  Daar is een rechterlijke uitspraak voor nodig (Een S.A. naar BW1:263–275 voldoet daartoe niet juridisch).

 

‘Ik moest bijv. een keer oordelen over een OTS voor een kind in een gezin waar ontzettend veel weerstand was tegen de gezinsvoogd. …….. heb een leerplichtambtenaar en een hulpverlener geraadpleegd en de OTS uiteindelijk afgewezen.’

-       De vader had ook weerstand tegen de liegende, handelingsonbekwame en partij-kiezende gezinsvoogd en G.I., met reden; een directielid van de RvdK had in een (opgenomen) gesprek met ons, vader en advocaat geconcludeerd dat deze G.I. niet in het belang was van het kind, waardoor de zaak escaleerde, en dat zij achter verzoek van vader ging staan voor een andere G.I., maar tijdens de zitting ging datzelfde directielid achter de gezinsvoogdij staan om aan te blijven. En de rechter huppelde weer vrolijk achter de gezinsvoogdij en RvdK aan.

 

(Wat is uw indruk van de kwaliteit van de gezinsvoogden? - LC)

“In de eerste plaats dat ze zich heel erg bewust zijn van hun verantwoordelijkheid.”

-       De gezinsvoogdes negeert gerechtelijke beschikkingen en komt wettelijke verplichtingen niet na ondanks dat ze hierop door o.a. juridisch deskundigen (advocaten) zijn gewezen.

-       Bij de 2 samenwerkende gezinsvoogden die wij meegemaakt hebben en meemaken, hebben wij slechts onverantwoordelijk beschadigend gedrag meegemaakt. Partijdigheid, liegen (insinueren), afdreigen (en manipuleren), de omgang 2 keer voor langere tijd onwettig stoppen, het kind een trauma bezorgen (Gresser) door het onwettig uit huis halen op basis van valse argumenten – zo is later bevestigd door de meervoudige kamer. Wie dit doet, wie een kind zoveel leed bezorgt, ook aangegeven en gemeld door familie van de moeder, dient direct ontslagen te worden, naar verwachting op basis van BW6:162 lid 2. Achter vaders rug om geheime overleggen verzwijgen, en valse aantijgingen en het dossier, waar ook stukken in ontbreken, maanden achterhouden, is achterbaks en onverantwoordelijk en zeer schadelijk voor het kind.

-       Deze gezinsvoogden hebben geweigerd een familiegroepsplan te maken, terwijl vader hierom gevraagd had en ook een aangezochte deskundige hierbij hulp aanbood aan het G.I.. {Dat is willens en wetens saboteren van goede omgang en representatie van een omgangssaboterende moeder, die niet de juiste voorlichting kreeg wat het kind ervaart. BW1:262}.

“In de tweede plaats dat de gezinsvoogden zich uit de naad werken.”

-       In ons geval met liegen, valse beschuldigingen en geen antwoorden geven op vragen om onderbouwingen van losse flodderbeweringen. Zij hadden zich heel veel werk kunnen besparen door gewoon hun werk te doen, uitbesteden van deskundig bemiddelen, van begeleiden waar nodig, en door diagnostisch onderzoek laten verrichten wat betreft de overdrachten, naar hun opdracht in het OTS-mandaat. Waarom hebben de rechters hier geen aandacht aan besteed, terwijl het steeds naar voren is gebracht? En het belangrijkste bij veel werk besparen is eerlijk zijn. Maar deze gezinsvoogden hebben kennelijk een kwaadaardige mentaliteit, berustend op machtswellust met een zichtbare, door meerderen opgemerkte hetze tegen vader, en dat ìs zeer schadelijk voor het kind (Gresser). Een psycholoog heeft hun gedrag wel gedefinieerd als pestgedrag.

-        In 3 jaar tijd is geen enkel huisbezoek of interactie-observatie verricht ondanks dat de RvdK zorgen had over de overdracht van vader naar moeder (wat voortvarend in de eerste maanden had kunnen plaatsvinden).

-       In 3 jaar tijd is geen netwerkonderzoek verricht ondanks de verplichting zoals vermeld staat in verschillende protocollen of methodieken van het NJI of [overkoepelende vereniging] Jeugdzorg Nederland (en naar doel van BW1:255 te doen oplossen).

 

‘…en er is veel verloop’

-       De directie van het Regiecentrum in Leeuwarden stelt dat mensen daar graag komen werken. Waar komt het vele verloop dan door?

 

‘Kijk een voogd heeft natuurlijk een heel andere positie dan de ouder.’

-       Een voogd heeft gezag (de werknemer vertegenwoordigt het bestuur in BW1:336), een gezinsvoogd niet (want die moet werken aan BW1:262, 255, en Jw4.1.1).

-       Een gezinsvoogd heeft een bemiddelende functie maar…. heeft zich in ons geval als voogd gepresenteerd o.a. bij de school. Deze gezinsvoogden zijn dictatoriaal en hebben vader overal buiten gehouden.

 

‘Ik ben ervan overtuigd dat ouders bijna altijd het beste voor hun kinderen willen en dan is het misschien LASTIG als iemand anders voor jouw kind beslist.’

-       ‘LASTIG’???  Hier spreekt een totaal onbegrip, een totale onwetendheid uit van wat er werkelijk aan de hand is. Als de vader, beide families en de sociale omgeving zien dat een kind op basis van ondeskundigheid, list en bedrog vervreemd wordt van zijn vader, door de rechters mogelijk gemaakt, dan is er sprake van een groot drama, van trauma’s, voor het kind, de vader en zijn familie.

 

‘Ik moet wel zeggen dat een ondertoezichtstelling het meeste effect heeft als er een goede samenwerking is met de gezinsvoogd’

-       Hier zal de rechter een 'gezinsvoogd' bedoelen, dus zonder gezag; gezag, dat bij ouders hoort te liggen (BW1:247, dat ouders het recht en de plicht geeft de zorg te bewaken).  Maar bij gebleken slechte samenwerking, dictatoriaal liegend gedrag door de gezinsvoogdij is samenwerking onmogelijk, maar wordt wel één of beide ouders verweten, als dat ouders tegenwerken; wie werkt nu tegen?. Helaas hebben de rechters deze gezinsvoogden door dik en dun gesteund, {bij deskundigheid en niet onnozelheid} wetende dat dit het doel van de OTS schaadde.

 

‘Toen ik dit werk net deed, dacht ik wel eens bij het lezen van een dossier: oeps dat doe ik ook wel eens thuis. Bijv. uitvallen naar je kind als je gestrest bent. Maar het is net de mate waarin dingen gebeuren die bepalen of een kind daardoor beschadigd kan worden of in zijn ontwikkeling bedreigd.’  

-       Er is in ons geval zelfs alleen sprake van een liefdevolle hechte relatie vader–zoon, door velen beschreven en ook door het Hof benoemd.

-       En is bij deze rechter en bij andere ouders de mate van ‘uitvallen tegen het kind’ onderzocht? Wie beoordeelt die mate en de schadelijkheid? {Beide ouders zouden met het kind een interactie-onderzoek moeten ondergaan waar er een punt van gemaakt wordt door deze suggestie van de ondeskundige gezinsvoogdes Eij. – TjS}.

-       Dus moet dit door een deskundige onderzocht worden en niet verzonnen of subjectief geïnterpreteerd. Maar de rechter vraagt niet om onderzoeken of bewijs. Leugens en verzinsels van de moeder, gesteund door een G.I., of zelfs nog aangevuld, zijn onterecht doch kennelijk voldoende. Daarnaast heeft de rechter geen kader wat onder ontwikkelingsbedreiging verstaan wordt. Iedereen heeft de vrije invulling en maakt daar dankbaar gebruik (MISBRUIK) van, net als van ‘in het belang van het kind’.

 

REACTIE (2) OP HET ARTIKEL IN DE LEEUWARDER COURANT VAN 12/13 FEB. 2019:

“DE KINDERRECHTER TWIJFELT OOK WEL EENS”

Drs. H. Berndsen

 

Het artikel in LC was een weergave van een interview met kinderrechter mevrouw mrs. M. van der Hoeven.

Ik** begin met de volgende stellingen:

 

1.   een kinderrechter is geen pedagoog of psycholoog-kind en jeugd, noch een orthopedagoog;

 

2.   een kinderrechter is niet gedragswetenschappelijk opgeleid en niet getraind in de statistische en methodologische implicaties van onderzoek naar leef- en opvoedingssituaties van minderjarigen;

 

3.   de kinderrechter maakt geen onderscheid tussen gedragswetenschappelijke rapporten en de op maximaal hbo-niveau geschreven 'onderzoeksrapporten' van de Raad voor de Kinderbescherming;

 

4.   het gebrek aan een gedragswetenschappelijke achtergrond maakt het begrijpend lezen van een gedragswetenschappelijk rapport voor kinderrechters lastig; in feite onmogelijk;

 

5.   kinderrechters hebben in de praktijk doorgaans alleen te maken met rapportages op hbo niveau. Zij beseffen onvoldoende dat dergelijke rapportages geen onderzoeksrapportages zijn en dat de raadsmedewerkers die deze rapportages opstellen geen onderzoekers zijn in pedagogische of gedragswetenschappelijke zin;

 

Het verschil tussen een gedragswetenschappelijk onderzoek en een raadsrapportage is:

 

- een gedragswetenschappelijk onderzoeksrapport bevat de vierslag:

 

* feitelijke bevindingen i.c. geobjectiveerde feiten; verzameld op basis van betrouwbare en valide wetenschappelijke methoden en instrumenten;

 

* een overzicht van de gebruikte, empirisch pedagogisch vastgestelde, normen waaraan een verantwoorde leef- en opvoedingssituatie van de minderjarige dient te voldoen. Tevens een overzicht van het gewenste niveau op de verschillende ontwikkelingsgebieden van de minderjarige, gelet op de leeftijd;

 

* het op basis van de eerste twee zaken, vaststellen van een oordeel, i.c. diagnose over de situatie;

 

* het advies, d.w.z. uit de probleemanalyse voortvloeiende oplossingen;

 

 

- Een raadsrapport is een verzameling van via informanten en interviews met belanghebbenden, vergaarde subjectieve percepties {die gemystificeerd zijn naar deze methode}. Deze leiden doorgaans tot het ongestructureerd klinisch oordeel waarvan bekend is dat het onbetrouwbaar en inaccuraat is.

Het enige dat de raadsmedewerker na zijn 'onderzoek' weet, is wat de respondenten hebben gezegd {of lijken te hebben gezegd}.  Niet of dat feitelijk juist en compleet is.

Een raadsrapport bevat dus vooral meningen, aannames, speculaties en slagen om de arm.

Voorbeelden hiervan uit willekeurig gekozen raadsrapporten:  de Raad heeft

het vermoeden..., de Raad kan zich niet aan de indruk onttrekken..., het lijkt erop...,

de Raad heeft sterke twijfel..., het is niet uitgesloten..., het kan zo zijn...,de Raad

kan zich voorstellen..., de Raad maakt zich ernstig zorgen..., deze situatie kan

nadelige gevolgen hebben..., de kans is groot..., er spelen vragen. {Dat zijn dus kristallenbol-beweringen en geen geverifieerde feiten}.

 

Normatiek op basis van pedagogisch empirisch onderzoek òntbreekt structureel in raadsrapporten.

 

Daarmee wordt de weg voor de raadsmedewerker en de kinderrechter vrijgemaakt

om oordelen, adviezen en beslissingen te baseren op persoonlijke, subjectieve,

religieuze, politieke, ideologische, impliciete of aan de eigen opvoedingssituatie

ontleende normen over goede opvoeding en deze sluipenderwijze in de conclusies

en adviezen te verwerken.

 

Het is op dit drijfzand dat kinderrechters beslissen over (de levenskwaliteit van) kinderen waarbij heel vaak sprake is van de volgende inhoudsloze mantra's in de beschikkingen: in het belang van het kind..., ernstige bedreiging van de ontwikkeling..., ernstige zorgen.

 

De opmerkingen over de raadsrapportages zijn onverkort van toepassing op de rapportages die de G.I. bij de kinderrechter aanlevert.

 

6.   De Raad heeft in zijn protocol “Methode raadsonderzoek bescherming” gepoogd  om door middel van kwaliteitsstandaarden raadsrapporten te verbeteren. De eisen die de Raad zelf aan zijn rapporten stelt zijn bijvoorbeeld:

.-   onderscheid maken tussen meningen en feiten

.-   concreet en begrijpelijk

.-   geen onnodige herhalingen en geen irrelevante zaken

.-   de vragen die de Raad stelt, dienen te leiden tot concretisering van de informatie. {Daar de jeugdbeschermingsschijven daarin veelal vaag blijven, dienen ouders (vanuit BW1:247 en IVRK24.1) daaraan voortvarend te werken, en de Awb is dan leidraad. Werk naar CONCRETIE! Zwart op wit.  - TS}.

 

Dat wil zeggen dat volstrekt duidelijk moet zijn wat concreet is waargenomen,

wanneer, hoe vaak, in welke context, door welke professional, met welke

gevolgen/schade voor het kind en hoe (welke methoden en instrumenten) dit

alles is vastgesteld.

 

Het feit is dat vele raadsrapporten niet aan de eigen eisen voldoen. Dat is voor de

kinderrechter doorgaans geen beletsel om het rapport toch als uitgangspunt te

nemen voor in gezinnen zeer ingrijpende beslissingen. Daarom meen ik dat de

combinatie van kinderrechter, hbo-adviseur en raadsrapport, ter zitting, potentieel

beschadigend voor gezinnen is. {De weegschaal van Vrouwe Justitia kent twee schalen, maar de rechter gebruikt er maar één, en juist net niet de kennis van recente wetenschappelijke bevindingen}.

Sommige kinderrechters in Amsterdam sturen de Raad consequent naar huis als de

kwaliteitsstandaarden niet zijn nageleefd. Daar wel.

 

7.   De kinderrechter heeft geen enkele notie van de kwaliteit van zijn/haar werk. Het is

volstrekt onbekend wat de pedagogische effectiviteit is van de beslissingen van

kinderrechters. Gelet op het voorgaande is een schatting dat zo'n 60% van de

OTS/UHP beslissingen onterecht is. Daaraan helpt geen Hoger Beroep. {?? Prof. N.W. Slot kwam na onderzoek op 72%. Later onderzoek vond dat 'valse positieven' over de 90% voorkwamen}.

 

Bevindingen:

Met de bril van het bovenstaande heb ik** van de opvattingen van de kinderrechter Van der Hoeven kennis genomen. Ik kom dan tot de volgende bevindingen.

 

De kinderrechter buigt zich over een zaak op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming die adviseert over OTS/UHP. - Hoe komt de kinderrechter tot haar oordeel?

 

-.   Op de zitting is al een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig als er {hoogst waarschijnlijk} een OTS komt.

Deze kinderrechter weet dus al dat er een OTS komt nog voordat de zitting heeft plaatsgevonden. Met ander woorden het standpunt van de ouder(s) doet er al {bijna} niet meer toe. {Ouders moeten dus al belezen zijn, geanticipeerd hebben, bewijs gecreëerd hebben, en weten hoe te handelen onder deze mystificatie door de 'jeugdzorg'-zonder-zorg. - TS}.

 

Het daarmee gepaard gaande gebrek aan respect jegens de ouders nog

daargelaten, is deze handelwijze in strijd met de wet en is de voorbarige

aanwezigheid van de G.I. vertegenwoordiger in strijd met de Algemene Verordening

Gegevensbescherming (AVG): zolang er geen OTS/UHP is uitgesproken is de G.I.-

vertegenwoordiger geen belanghebbende. Het is niet toegestaan (Rv803) dat deze dan

zonder toestemming van de ouder(s) en, afhankelijk van de leeftijd, van de

minderjarige, kennis neemt van de privacygevoelige informatie die tijdens een

zitting aan de orde komt.

De kinderrechter beweert dat zij met het lezen van het raadsrapport één kant van

het verhaal heeft gehoord en dat zij weet welke zorgen er zijn. De ouders kunnen

daarop reageren. Dat laatste lijkt mij gezien het bovenstaande standpunt van de

kinderrechter, dan een vrij nutteloze bezigheid geworden. Bovendien vraagt hoor en

wederhoor geen reactie van de een naar de ander, maar het naast elkaar zetten

van de beide eigen opvattingen.

 

Overigens weet de kindertrechter met het lezen van het raadsrapport ook nog

weinig tot niets. Zij weet alleen wat de Raad heeft opgeschreven. Weten doe je op

basis van gedragswetenschappelijk onderzoek.

 

Hoe oordeelt deze kinderrechter over de kwaliteit van de rapporten van  instellingen?

 

-.   Deze vraag lijkt mij lastig voor de kinderrechter om te beantwoorden. Daarvoor heb je gedragswetenschappelijke kwaliteitskaders nodig. Uit haar beantwoording is af te leiden dat de kinderrechter dit referentiekader mist. Zij stelt dat er in het raadsrapport “precies” staat waarop het advies is gebaseerd.

Helaas staat dat nu juist niet precies in een raadsrapport omdat, zie bovenstaand punt 5, feiten en

pedagogische normatiek ontbreken.

Bovendien gaat de kinderrechter af op G.I. verzoeken die zijn gebaseerd op eigen

evaluatieonderzoek: de slager heeft dan zijn eigen vlees gekeurd. Er is bij de G.I.'s

geen enkel evaluatie onderzoek te vinden waarin staat dat het verlengen van een

OTS en/of UHP soms mede wordt veroorzaakt door het disfunctioneren van de G.I.

medewerker. Als in zo'n geval toch een verlengingsverzoek wordt gehonoreerd, dan

beloont de kinderrechter het wangedrag van de jeugdzorgwerker. Echter door de

gebrekkige evaluaties van de G.I. heeft de kinderrechter geen idee van de oorzaken

van het misgaan van een OTS/UHP.

 

Overigens, het feit dat deze kinderrechter een “vermoeden” over een stoornis al

toelaat als onderbouwing voor een verzoek, geeft ernstig te denken over de

kwaliteit van daarop gebaseerde beslissingen.

 

Hebben kinderrechters voldoende kennis van pedagogische inzichten?

 

-.   Nee natuurlijk, maar deze kinderrechter kennelijk wel, althans volgens haarzelf. Op basis van wat cursussen weet zij al heel veel. Zelfs van hechtingsprocessen.

In het boek Kiekeboem van Yael Meijer is de volgende zinsnede inzake hechting opgenomen: “Let op! Kennis hebben over de gehechtheidstheorie maakt je nog geen specialist. Er wordt vaak snel geoordeeld over de veiligheid van de relatie tussen ouder en kind, maar daarmee doe je de complexiteit ervan geen recht. Je moet goed weten op welke signalen je kunt letten. Dat vraagt oefening en bescheidenheid.

Het classificeren van gehechtheidsrelaties is voorbehouden aan de Infant Mental Health specialist.”

 

Yael Meijer is als klinisch psycholoog en psychotherapeut aan Fier (Fryslân)

verbonden. Ik denk dat bij haar mijn kinderen inzake gehechtheid in veiliger handen

zijn dan in die van deze kinderrechter en haar hbo-adviseurs.

 

De kinderrechter herkent zich ook niet in de opvatting dat zij over weinig

pedagogische kennis beschikt. Dat is een bekend fenomeen bij onbekwaamheid;

die herkent men, juist door die onbekwaamheid, zelf niet snel bij zichzelf.

{Met de woorden "Daarin herken ik me niet" wordt wat een ouder zegt vaak afgedaan}.

De gedachte dat ik mij na enkele juridische cursusjes tot bekwaam kinderrechter

zou mogen bestempelen was tot nu toe nog niet bij mij opgekomen.

 

Wat is de ervaring van de kinderrechter met de dossierkennis van  vertegenwoordigers van instellingen?

 

-.   De kinderrechter heeft over het algemeen “de eigen gezinsvoogd” op de zitting. De daaraan verbonden fenomenen 'ons kent ons' en 'voor wat hoort wat' doemen in dezen op als ernstige belemmering voor een onafhankelijke toetsing. Zo ontstaat ook het beeld dat de gezinsvoogd “altijd” gelijk krijgt.

 

Gaat die stelling van ene Berndsen op dat de kinderrechter de zwakste schakel is in de jeugdzorgketen en tegelijkertijd de meeste macht heeft?

 

-.   Met haar antwoord op deze vraag en met dit interview als geheel geeft de kinderrechter aan dat mijn stelling slaagt.       Q.E.D.

 

 

Wat is de indruk bij de kinderrechter over de kwaliteit van de gezinsvoogden?

 

-.   Ik vraag mij oprecht af hoeveel gezinsvoogden deze [vrouwelijke] kinderrechter kent en heeft

gekend. Gezien het generaliserende karakter van haar antwoorden moet deze

kinderrechter wel heel veel gezinsvoogden en hun werksituatie 'kennen'.

Enkele van haar uitspraken over gezinsvoogden:

 

1.   zij zijn zich heel erg bewust (niet gewoon bewust, maar “heel erg”!) van hun verantwoordelijkheid;

 

2.   zij werken zich uit de naad {De hoge werkdruk, zonder te delegeren naar diagnostici};

 

3.   het is een hele zware baan {zonder de diagnostische deskundigheid in de gezondheidszorg naar kinderrecht IVRK 24 lid 1 te gebruiken om advies voor een hulptraject te verkrijgen, wat werk scheelt};

 

Ook wordt de gezinsvoogd ineens “voogd” genoemd {ten onrechte: BW1:262 is niet BW1:336}.

De kinderrechter stelt:

maar het is net de mate waarin dingen gebeuren die bepalen of een kind daardoor beschadigd kan worden of in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.”

 

Aan welk empirisch pedagogisch onderzoek de kinderrechter deze stelling ontleend is mij een raadsel?! En welke maat zou daarin dan vastgesteld zijn? De subjectieve maatstaven de Raad en de G.I. {vergeleken met de bedenkelijke bevindingen van kinderombudsman Dullaert in 2013}?

 

**: Drs. H. (Harry) Berndsen,

Gedragswetenschappelijk en juridisch adviseur.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De opmerkingen als schets van hoe onnozel een kinderrechter kan zijn, komen van i.d.g. grootouders:

  • Dit alles toont aan dat het bij deze kinderrechters niet gegaan is om het recht van dit kind en helemaal niet om zijn belangen, welzijn en ontwikkeling.
  • In het belang van ons kleinkind hebben het Regiecentrum  Bescherming en Veiligheid, de Raad voor de Kinderbescherming en de rechters te Leeuwarden dit kind mishandeld, vervreemdend van zijn vader. Hun handelen is ondeskundig, onverantwoordelijk en zeer beschadigend (conform de bevindingen van Weinberger of Gresser).
  • Daar twijfelen wij zeker niet aan!
  • H.W. Oussoren en H.P. Oussoren-Stöve, grootouders van een beschadigd kleinkind
  • Tussen {........} aangevuld -- TjS
  • ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

IVRK artikel 24 lid 1: 1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid en op voorzieningen voor de behandeling van ziekte en het herstel van de gezondheid. De Staten die partij zijn, streven ernaar te waarborgen dat geen enkel kind zijn of haar recht op toegang tot deze voorzieningen voor gezondheidszorg wordt onthouden. ... -{Hoogwaardige en passende gezondheidszorg waar er onzekerheid of onenigheid in inzichten is}.  Lid 3 onderaan!

 

IVRK art. 25:  De Staten die partij zijn, erkennen het recht van een kind dat door de bevoegde autoriteiten uit huis is geplaatst ter verzorging, bescherming of behandeling in verband met zijn of haar lichamelijke of geestelijke gezondheid, op een periodieke evaluatie van de behandeling die het kind krijgt en van alle andere omstandigheden die verband houden met zijn of haar plaatsing. -{Natuurlijk op het niveau van art. 24: diagnostiek}.

 

IVRK art. 18: Verantwoordelijkheden van en voor ouders’:  Lid 1. De Staten die partij zijn, doen alles wat in hun vermogen ligt om de erkenning te verzekeren van het beginsel dat beide ouders de gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind.  Ouders … hebben de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind.  Het belang van het kind is hun allereerste zorg-{Daarom is gezamenlijk ouderschap voor betrokken ouders  immer belangrijker dan ongenoegens jegens de 'ex';   BW1:247 geldt voor beide ouders!}. 

2. Om de toepassing van de in dit Verdrag genoemde rechten te waarborgen en te bevorderen, verlenen de Staten die partij zijn passende bijstand aan ouders en wettige voogden bij de uitoefening van hun verantwoordelijkheden die de opvoeding van het kind betreffen, en waarborgen zij de ontwikkeling van instellingen, voorzieningen en diensten voor kinderzorg {waaronder degelijke en brede voorlichting wat het kind ervaart bij diverse mogelijke keuzes}.

 

IVRK art. 16 lid 1. Geen enkel kind mag worden onderworpen aan willekeurige of onrechtmatige inmenging in zijn of haar privé-leven, in zijn of haar gezinsleven {zoals ondeskundige of manipulatieve jeugdzorg}.  2. Het kind heeft recht op {desnoods diagnostische} bescherming door de wet tegen zodanige inmenging of aantasting.

 

IVRK art. 9 lid 1. De Staten die partij zijn, waarborgen dat een kind niet wordt gescheiden van zijn of haar ouders tegen hun wil, tenzij de bevoegde autoriteiten onder voorbehoud van de mogelijkheid van rechterlijke toetsing, in overeenstemming met het toepasselijk recht en de toepasselijke procedures, beslissen dat deze scheiding {diagnostiek en orthopedagogisch} noodzakelijk is in het belang van het kind. Een dergelijke beslissing kan noodzakelijk zijn in een bepaald geval, zoals wanneer er sprake is van misbruik of verwaarlozing van het kind door de ouders {waarbij de ouders geen gehoor geven aan de voorlichting wat het kind ervaart}, of wanneer de ouders gescheiden leven en er een beslissing moet worden genomen ten aanzien van de verblijfplaats van het kind. 2. In procedures ingevolge het eerste lid van dit artikel dienen alle betrokken partijen de gelegenheid te krijgen aan de procedures deel te nemen en hun standpunten naar voren te brengen. 3. De Staten die partij zijn, eerbiedigen het recht van het kind dat van een ouder of beide ouders is gescheiden, op regelmatige basis persoonlijke betrekkingen en rechtstreeks contact met beide ouders te onderhouden, tenzij dit in strijd is met het {diagnostiek bepaalde, orthopedagogische} belang van het kind.

4. …...

 

IVRK art. 5:  De Staten die partij zijn, eerbiedigen de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van de ouders of, indien van toepassing, van de leden van de familie in ruimere zin of de gemeenschap al naar gelang het plaatselijk gebruik, van wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, voor het voorzien in pàssende leiding en begeleiding bij de uitoefening door het kind van de in dit Verdrag erkende rechten, op een wijze die verenigbaar is met de zich ontwikkelende vermogens van het kind. -{amateurisme van 'jeugdzorg' behoort daar niet toe, gezien artikel 24, de méést hóge mate van gezondheidszorg! Er bestaat orthopedagogie}.

(Van: https://www.kinderrechtencommissariaat.be/sites/default/files/bestanden/kinderrechtenverdrag_officiele_nederlandse_vertaling.pdf)  

 


Overzicht:

 

Een belangrijke brief aan alle B&W’s (gemeenten): https://jeugdbescherming.jimdo.com/ maar ook https://vechtscheidingen.jimdo.com/wetenschap/briefaangemeenten/ ;

 

Belangrijke stukken zijn te vinden via https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/ ;

 

Aanvullende stukken op https://jeugdbescherming.jimdo.com/tips-en-andere-brieven/ ;

 

Rond wetten en precedenten: https://jeugdbescherming.jimdo.com/wetten-en-regelgeving/ ;

 

Rond wat weg van ouders doet in de psyche: https://jeugdbescherming.jimdo.com/adoptie-en-pleegzorg/ ;

 

En vanaf  https://jeugdbescherming.jimdo.com/adoptie-en-pleegzorg/relativeer-en-onderzoek/ analytische stukken over de dubieuze jeugdbescherming.

 

Meer hoofdstukken in de kantlijn.

 

Zie ook: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/jeugdzorg .

                   Kijk daar ook rond naar meer belangrijke informatie, opdat ge geen juridische speelbal wordt.